Kort voor de dood van Scott
Fitzgerald was zijn werk nergens meer verkrijgbaar. Bij zijn begrafenis
in 1940, merkte een collega-auteur niet zonder leedvermaak op dat de
schrijver van The great Gatsby was gestorven met de nalatenschap
van een pauper en het testament van een miljonair. Zijn echtgenote Zelda
kon bij de uitvaart niet aanwezig zijn. De artsen van de psychiatrische
kliniek waarin ze was opgenomen, vonden het niet raadzaam haar met het
ontzielde lichaam van Fitzgerald te confronteren. De schok zou te groot
zijn voor de vrouw, die de discipel van de schrijver van de Jazz Age was
geweest en haar leven eindigde als apostel van de Heer.
De onlangs verschenen fotobiografie
Zelda Fitzgerald-An illustrated Life leest als een mild pleidooi
voor eerherstel van 'die gekke vrouw'. Het oogstrelende koffietafelboek
met reproducties van Zelda's olieverfschilderijen, schetsen en papieren
aankleedpoppetjes die ze voor haar kleinkind fröbelde is een zoveelste
poging tot rehabilitatie. Maar wie het essay van haar dochter Scottie
leest, komt van een koude kermis thuis. Ironisch karakteriseert ze de
pogingen van feministische academici om Zelda op te stoten naar het
Pantheon van de letteren als een filmscript dat lekker wegleest, maar de
werkelijkheid geweld aandoet. De legende dat zij door haar ziekelijk
jaloerse echtgenoot werd gedwarsboomd bij haar pogingen een eigen
artistieke carrière op te bouwen, verwijst de dochter van het echtpaar
Fitzgerald met kracht van argumenten naar het rijk der fabelen. Scott
moedigde haar juist aan, luidt haar oordeel. Wel steigerde hij van
verontwaardiging toen ze 'zijn' autobiografisch materiaal over hun
Europese jaren in haar roman Save me the Waltz had verwerkt.
Fitzgerald wist dat ze kon schrijven, maar haar stijl was sentimenteel
en geëxalteerd, haar vormgevoel gebrekkig. In haar College Humor-verhalen
grossierde ze al in opgewonden gevoelsuitstortingen, gekunstelde
metaforen en navelstaarderij. Waar Fitzgerald zijn gepolijste toon
dempte, gooide zij er nog een schepje bovenop. Die dweperigheid was haar
noodlot. Of ze nu schreef, danste dan wel schilderde, ze leverde zich zo
fanatiek en ongeremd uit aan haar artistieke ambities, dat ze er
letterlijk aan bezweek.
Zelda Fitzgerald was een
nakomertje. Haar vader, rechter Sayre, gold als een koele, rationele man
die op onbewaakte ogenblikken in driftbuien kon uitbarsten. Haar moeder
adoreerde haar. De rijke familie Sayre uit Alabama kon bogen op een
respectabele traditie van waanzin en suïcide. Zelda's grootmoeder en
tante pleegden zelfmoord, haar zus Marjorie leed in haar jeugd aan
zenuwinzinkingen en haar broer Anthony sprong uit een ziekenhuisraam,
omdat hij krankzinnig was geworden van nachtmerries waarin hij zijn
moeder probeerde te vermoorden. Van deze saillante details was Scott
Fitzgerald niet op de hoogte toen hij verliefd op haar werd. In 1918
verbleef hij als luitenant in Camp Sheridan waar hij haar tijdens een
dansavond leerde kennen. Hij hoopte weldra een heroische rol op de
slagvelden van de Eerste Wereldoorlog te kunnen spelen, een verlangen
dat nooit zou worden bevredigd en hem altijd bleef kwellen. Zelda was
een aantrekkelijke jongedame, brutaal en eigengereid, verzot op schuine
verhalen, drank en sigaretten. Ze was de belichaming van het
verschijnsel 'flapper': een welbespraakte bakvis met kortgeknipt haar,
afstandelijk, a-moreel en uitermate verleidelijk. Dorothy Parker zou
haar later typeren als een meisje met een gezicht als een bonbondoos.
Voor de geremde puritein en ex-katholiek Fitzgerald moet ze een
openbaring zijn geweest.
Toen ze direct na hun eerste
ontmoeting al het bed met hem deelde, reageerde hij verrast en
geschrokken. Hoeveel minnaars had ze al versleten? En wie zouden er na
hem volgen? Deze vragen knaagden aan zijn mannelijk zelfvertrouwen en
zouden hem zijn leven lang blijven achtervolgen. In Alabama verloofden
Zelda en Scott zich. Toen haar duidelijk werd, dat hij een armlastige
schrijver was die hem niet meer dan een kleurloos bestaan kon bieden,
verbrak ze de verloving. Zelda haakte naar luxe en glamour. Fitzgerald
keerde terug naar New York, herschreef het manuscript van This side
of paradise (1920) en bracht het onder bij uitgeverij Scribner's.
Binnen korte tijd was zijn debuut een overrompelend succes, voor Zelda
een reden om het contact te herstellen en met hem te trouwen. In een
later opgedoken lijstje memoreert ze waarom ze zo plotseling van
gedachten veranderde. Vier redenen waren van doorslaggevende betekenis
voor de ommezwaai. Fitzgerald beschikte nu over de kwaliteiten die ze
altijd had gezocht. Hij was niet alleen een aantrekkelijke verschijning
en aangenaam gezelschap, maar ook nog beroemd en rijk.
Scott en Zelda trouwden op 3 april
1920 in St. Patrick's Cathedral in New York. De ouders van het
bruidspaar kwamen niet opdagen. Dat symboliseerde de definitieve breuk
met het verleden. Zelda had haar hele leven bij haar familie in
Montgomery doorgebracht en wilde nu nog alleen maar zijn op plekken waar
het leven groots en meeslepend was. Het hectische New York beviel haar
uitstekend. Haar leven zou nadien altijd chaotisch en onevenwichtig
blijven.
De legende van Scott en Zelda als
herauten van de Jazz Age en de belichaming van de 'Roaring Twenties' is
nog steeds fascinerend, maar boeiender is de vraag hoe het mogelijk was
dat ze zulke heftige gevoelens van bewondering en identificatie bij hun
tijdgenoten opwekten. Voor veel Amerikanen symboliseerden ze het
afscheid van de puriteinse negentiende eeuw. Het trauma van de Eerste
Wereldoorlog moest vergeten worden, de economie maakte een geweldige boom
door en de feestende nouveau riches en libertijnse jongeren
genoten intens van de glans van Fitzgerald's society-helden. Dat zijn
verhalen van noodlot en doem doortrokken waren, ontging de meesten.
Tijdens hun wittebroodsweken in New
York shockeerden de Fitzgeralds de goegemeente met hilarische
provocaties. Zelda danste op tafel, sprong in fonteinen en 'toonde haar
knieën'. Ze was de ondeugende muze van Scott en het archetype van de
vrijgevochten vrouw uit de jaren twintig. Het stel oogde als broer en
zus en deed graag aan cross dressing: Fitzgerald als revuemeisje,
zij als knappe jongeman. Talrijk zijn de ooggetuigeverslagen die reppen
over hun hypnotiserende uitstraling en het erotiserende charisma. Zelfs
de sardonische Smart Set - o.a, H.L. Mencken en Dorothy Parker -
was onder de indruk van het paar en adopteerde hen als
vertegenwoordigers van het Nieuwe Levensgevoel.
Maar achter die facade van spontane
vrijmoedigheid en eeuwige dronkenschap lag de waanzin op de loer.
Zelda's roemruchte conversatie was een mix van provocerend gelal,
grootspraak en aanstellerij. Fitzgerald plagieerde haar idioom
geraffineerd bij monde van Daisy in The great Gatsby. Ook al hing
Scott graag de zelfverzekerde literaat en minnaar uit, Zelda's
sensualiteit bracht hem uit zijn evenwicht en deed hem twijfelen aan
zijn viriliteit. Hij was helemaal niet zo'n sexuele krachtpatser als hij
leek, zo getuigen zijn minnaressen in de meest recente biografie die
Jeffrey Meyers schreef. Dat Zelda hem in Parijs van homoseksualiteit
beschuldigde, was het pijnlijkste en naar later bleek ongegronde verwijt
dat ze hem ooit maakte.
Tijdens de jaren twintig pendelden
de Fitzgeralds op en neer tussen Amerika en Europa. Het was een wereld
van luxe hotels, sjieke vakantiehuizen en bars. De geboorte van Scottie
en Zelda's moederschap brachten niet de gewenste stabiliteit in hun
huwelijk. Over de periode op Long Island in 1922 - tijdens het schrijven
van The great Gatsby - merkte Zelda op: 'Het was een uiterst
alcoholische & chaotische tijd. Het was altijd theetijd of laat in
de nacht.'
Zelda's eerste ernstige inzinking
én het begin van Scott's creatieve impasse vielen vrijwel samen met de
Beurskrach van Wall Street in 1929. Zo abrupt als de Roaring Twenties
overgingen in de Depressie, zo plotseling manifesteerde de tekenen van
schizofrenie zich bij Zelda. De voortekens dateerden al van begin jaren
twintig. In Frankrijk deed ze een zelfmoordpoging nadat haar overspelige
verhouding met een Franse vliegenier in 1924 was gestrand. Toen
Fitzgerald al te intiem werd met danseres Isodora Duncan in St.
Paul-de-Vence gooide ze zich met veel gevoel voor melodrama van de
stenen trappen. En dan waren er de andere bizarre voorvallen. Aan de
Rivièra wilde Zelda van de rotsen rijden ("I think, I'll turn of
here'). Bij een andere gelegenheid ging ze voor de auto liggen en
smeekte ze haar echtgenoot over haar heen te rijden.
Het waren allemaal
voorafschaduwingen van de eerste ernstige zenuwinzinking, die volgde op
Zelda's driejarige periode van intensieve ballettraining in Parijs. Op
foto's uit 1930 kijkt ze geirriteerd en gespannen in de lens. Ze krijgt
last van chronisch exceem en is nog maar een schaduw van het opwindende,
knappe meisje uit de jaren twintig. Periodes van gekte en
lichtzinnigheid volgen elkaar dan in rap tempo op. Scott Fitzgerald
wordt verscheurd door schuldgevoelens en wanhoop. Hij correspondeert
druk met haar artsen en ontwikkelt een theorie van de waanzin, waarin
hij Zelda's labiliteit verklaart uit een gebrek aan chemisch evenwicht
in haar lichaam, veroorzaakt door 'een tekort of teveel aan water, zaad
of suiker'.
De bom in het huwelijk barst als ze
in 1932 haar relaas over de tumultueuze jaren twintig in Frankrijk en
het begin van haar ziekte fictionaliseert in Save me the Waltz.
'Je bent altijd een derderangs ballerina en schrijfster geweest,' tiert
Scott, die zich pijnlijk bewust is van het risico dat zijn vrouw het
autobiografisch materiaal gebruikt dat hij voor zijn roman Tender is
the night heeft gereserveerd. Na het schrappen van bepaalde passages
verschijnt Zelda's boek in aangepaste vorm bij Scribner's.
Tussen 1930 en 1948 verblijft Zelda
in een reeks van sjieke Amerikaanse klinieken. Scott betaalt trouw de
gepeperde rekeningen, bekommert zich op een afstand om de opvoeding van
hun dochter en neemt zijn vrouw af en toe mee naar Miami, Cuba en andere
vakantiebestemmingen. De weekenden en trips eindigen meestal in
wederzijdse verbittering en vervreemding. Haar gemoedsschommelingen
worden steeds onvoorspelbaarder.
De in Een namiddag van een
schrijver (redactie Jan Donkers) gebundelde opstellen, waaronder de Crack
Up-essays en het geruchtmakende Post-interview, tonen de
opgebrande schrijver en echtgenoot in de herfst van zijn leven. Scott
Fitzgerald sukkelt met zijn gezondheid, is alcoholist en probeert
vergeefs zijn creativiteit en inspiratie te herwinnen. Hij leeft van
verhalen voor The New York Evening Post, mislukt als
scenarioschrijver in Hollywood en boekstaaft zijn filmervaringen in het
postuum verschenen The last Tycoon (1941). De man die in de jaren
twintig gold als een van de toonaangevende literaten van Amerika is in
de vergetelheid weggezakt. Wanneer hij in 1940 aan een hartaanval
overlijdt, is er geen boek meer van hem verkrijgbaar. Zelda is zoals het
eufemistisch heet 'niet in staat' zijn begrafenis bij te wonen.
De laatste acht jaar van haar leven
woont ze in bij haar hoogbejaarde moeder. Regelmatig moet ze weer worden
opgenomen in de kliniek, waar ze bij wijze van therapie schildert,
poppetjes knipt en lange wandelingen maakt. 'Daar gaat die gekke vrouw,'
merken de bewoners van Montgomery op wanneer ze op snikhete dagen in
dikke kousen en met een alpinopet op voorbij komt fietsen. Zelda heeft
haar eindstation bereikt. Ze lijdt aan godsdienstwaanzin. Als apostel
van de Heer probeert ze wildvreemden te bekeren en het pad van de deugd
te wijzen. Het liefst schildert ze nu bijbelse taferelen. In 1948 breekt
er een felle, uitslaande brand uit in de Highland kliniek. Negen
vrouwelijke patiënten komen om in de vuurzee. Een van hen is de vrouw
van Scott Fitzgerald. Men identificeert haar aan de hand van de
verkoolde slipper onder haar verbrande lichaam. Uiteindelijk wordt ze
begraven naast de schrijver die zijn dochter in een brief smeekte lief
voor haar te zijn. Pathetisch vergeleek Fitzgerald haar met dwazen die
slechts gasten op aarde zijn en gebroken decalogen met zich meedragen
die ze niet kunnen lezen. Een toepasselijker grafschrift had hij voor
zijn muze niet kunnen schrijven.
Zelda - an illustrated life.
The private world of Zelda Fitzgerald. Uitg. Harry N. Abrams. ISBN
0-8109-3983-5. F 49.50.
Scott Fitzgerald van Jeffrey
Meyers. Uitg. MacMillan Paperback. ISBN 0-333-63953-7. F 37.80.
F. Scott Fitzgerald - A life in
letters. Editor: M.J. Bruccoli. Uitg. Simon & Schuster. ISBN
0684801531. F 38.95