De bedevaart van bedroefde
Nederlanders naar Gorcum, na de disco-moord op Froukje en haar vriendin,
vormde voor de media weer aanleiding om godsdienstsociologen, sociale
psychologen en andere deskundigen te raadplegen. Werd het eerbetoon
ingegeven door massahysterie, de behoefte aan ritueel rouwbeklag of
machteloosheid? De speculaties waren niet van de lucht. Over de
religieuze ondertonen van die processie door Gorcum vernamen we echter
weinig. Vreemd, want de drommen zwijgende mensen die met kaarsen en
fakkels door de straten van het stadje schuifelden, vertoonden een
opvallende gelijkenis met een pelgrimsstoet in een genade-oord.
De ouders van de vermoorde Froukje
gaven nadien in een uitzending van NOVA commentaar op de gebeurtenissen.
Ze waren zichtbaar geroerd en hoopten dat hun dochter - vergeef de
uitdrukking - niet voor niets gestorven was. Als een symbool van
zuiverheid, een martelares geslachtofferd door de beulen van het
uitgaansleven, werd ze nog niet gepresenteerd, maar het scheelde bitter
weinig. Andere tijden, andere zeden. Wellicht had de Gorcumse tragedie
een eeuw geleden geleid tot een actieve lobby om Froukje zalig te
verklaren.
Morele deugden en authenticiteit
zijn immers schaarse artikelen geworden. Op de arbeidsmarkt en in de
publieke ruimte staan opportunisme, geldingsdrang en acteertalent in
hoger aanzien dan morele onkreukbaarheid. Hunkeren we daarom weer
stiekem naar charismatische helden van onbesproken gedrag? De dood van
prinses Diana genereerde wereldwijd zo'n ontzetting, dat zelfs
intellectuelen hun scepsis en ironie vergaten. Ze ligt nu als een
heilige begraven op een eilandje, wordt vereerd en leeft in de
verbeelding van de massa voort als een slachtoffer van het perfide
Britse koningshuis en de papperazzi. Ook al valt haar mythe niet samen
met het feitelijke verloop van haar leven, Diana's imago als prinses van
de rechtelozen, armen en misdeelden kan niet meer kapot.
Grote Voorbeelden doen het weer
goed. Ondanks secularisering, ontzuiling en toenemend individualisme
identificeren we ons nog weer graag met de Ander. De terugkeer van het
'ik' in de literatuur, de grote belangstelling voor egodocumenten en
biografieën en wat vaak smalend 'herkennend lezen' wordt genoemd,
verraden dat we ons willen toetsen aan idolen. Zelfs de hagiografie mag
tegenwoordig op meer dan welwillende belangstelling rekenen. De
afgelopen maanden verschenen er opvallend veel boeken over heiligen.
Beleven we een revival van Theresia van Lisieux, de H. Gerlachus en Don
Bosco of is het niet meer dan nostalgie en religieuze camp?
De nieuwe reeks documentaires van
KRO/RKK over het verzonken roomse cultuurgoed past in dit stramien. Het
is alsof we door een folkloristisch prentenboek bladeren. Beelden van
priesterwijdingen, processies en overvolle kerken herinneren de
afvalligen aan een tijd toen geluk nog heel gewoon was. De benepenheid
van die jaren nemen ze voor lief. Ook vogels van diverse pluimage, van
New Agers tot crypto-katholieken en liefhebbers van religieuze kitsch,
hebben ontdekt dat er een grote bekoring van wierookdampen, Gregoriaanse
gezangen, liturgische gewaden en heiligenbeelden uitgaat. Koketteerde
J.K. Huysmans aan het eind van de negentiende eeuw ook al niet in A
Rebours met zijn decadent-romantische liefde voor de betoverende
pracht van de katholieke eredienst?
De officiële marketing-afdelingen
van de RK Kerk in Nederland zien de ontwikkelingen met gemengde
gevoelens aan. De krampachtige eigentijdsheid van hun Benneton-achtige
posters legt het af tegen de mystiek van weleer. Wie naar spiritualiteit
hunkert, knielt liever voor een gipsen Maria-beeld of luistert naar een
cd van Hildegard von Bingen. Dertig jaar na de afschaffing van de
Latijnse mis en de uitverkoop van heiligenbeelden komen de bewaarengelen
en schutspatronen weer via de achterdeur binnengeslopen.
De veertigers en vijftigers, die
allang zijn afgeschreven door diezelfde Vaticaan-marketeers, maken zich
op voor een beschavingsoffensief. Geschrokken van de culturele kaalslag
die de ontkerkelijking met zich meebracht, proberen ze nu met
naslagwerken, lexicons en historische beschouwingen middelbare
scholieren en studenten van de broodnodige achtergrondinformatie te
voorzien. Wat is een epitaaf, een kannunnik of een pontificaat? Welke
heiligen uit Oost en West figureren in de kunsten? Hoe keren thema's uit
het Oude en Nieuwe Testament terug in de literatuur, de muziek en het
theater? Ironisch genoeg verschijnen zulke handboeken bij de SUN, de
uitgeverij die ooit zoveel Marx en Engels in zijn fonds deed.
Dat uitgerekend een university
press-achtig uitgeverij zich opwerpt als hoeder van het christelijk
erfgoed is allerminst verwonderlijk. Het gemis aan kennis inzake de
geschiedenis van het christendom en religieuze volkscultuur trad
namelijk het eerst aan het daglicht in de collegezalen. De VU en de KU,
ooit opgericht om het protestantse en katholieke volksdeel
wetenschappelijk te verheffen, werden steeds meer bevolkt door studenten
die helemaal van god los waren.
'Is Jezus een broer van Christus?',
informeerden eerstejaars argeloos bij hun hoogleraar. Letterenstudenten
begrepen geen snars meer van mysteriespelen, omdat ze nog nooit van
Mariadevotie gehoord hadden. Was dat niet zoiets als XTC? Bij
Kunstgeschiedenis bleef de iconografie van altaarstukken, pièta's en
bijbelse voorstellingen een raadsel voor studenten die wel met pop-art
en performances vertrouwd waren. Op middelbare scholen was de situatie
minstens zo dramatisch. Christelijke VWO-ers meenden oprecht dat de
verlosser met Pasen was gelanceerd en na een lange reis met Pinksteren
in de hemel aankwam. Een leraar geschiedenis verklaarde dat de heilige
Drievuldigheid niet alleen uit God de Vader en de Zoon maar ook de Kleinzoon
bestond.
Ik verzin het niet. Deze anekdotes
ontleen ik aan Van Aartsbisschop tot Zonnelied, een fraai
naslagwerk over het katholiek erfgoed, waarin Mathieu Spiertz aan de
hand van 1400 trefwoorden en 280 afbeeldingen de rituelen, sacramenten
en de feesten van het kerkelijk jaar behandelt. Hetzelfde didactische
karakter heeft Heiligen in religie en kunst waarin een bonte
stoet van pilaarheiligen, pestlijders en gestigmatiseerden aan ons
voorbijtrekt.
Zijn deze lexicons ontstaan uit
verontrusting over het gebrek aan algemene ontwikkeling bij het jonge
heidenvolkje, een heel ander segment in de markt wordt bediend met
verzamelbundels als Alle Heiligen van Wim Zaal. Liefhebbers van
hagiografieën, nostalgici en schrijvers op zoek naar een thema kunnen
hun hart ophalen aan dit boek. De lotgevallen van gecanoniseerde
wonderdoeners, hongerkunstenaars, noodhelpers en boetepredikers en
kerkvaders beschrijft Zaal met zoveel hartstocht en plezier, dat je van
de weeromstuit naar de herinvoering van de Blasius-zegen gaat verlangen.
En dan te bedenken dat dit nog maar 365 van de ongeveer 4000 officiële
schutspatronen zijn.
Zorgvuldige bestudering van al die
heiligenlevens levert geen recept op voor de enige en juiste weg naar
volmaaktheid. Daarvoor verschillen de schutspatronen te zeer in aanleg,
temperament en levensgeschiedenis. Uitermate vroom zijn vormt in elk
geval geen garantie voor zalig- of heiligverklaring. Trouwens, sommige
heiligen, en dat is juist zo aantrekkelijk, leidt tot hun midlife-crisis
een bestaan vol weelde en luxe. Ze genieten van wereldse geneugten en
versmaden de deugdzaamheid tot het moment van inkeer. Dan pas begint het
grote afzien. Diehards als St. Sebastiaan of de H. Agatha trotseerden
tegenslagen, folteringen en hoon. Kerkleraren als Thomas van Aquino
veroverden dankzij hun invloedrijke geschriften en voorbeeldige
levenswijze een plekje binnen de gelederen der heiligen.
De eerste duizend jaar van het
christendom was het een rommeltje in heiligenland. Pas in de twaalfde
eeuw werden volksdevotie, bijgeloof en spontane cultussen door de
codificatie van het kerkelijk gestroomlijnd. Voortaan golden er
duidelijke criteria voor heiligverklaring. Er kwam een even omslachtige
als dubieuze procedure, die moest voorkomen dat Jan en alleman het
predikaat 'heilig' kreeg toebedeeld. Nadat de bisschop van het diocees
waar de kandidaat zijn deugden zo heldhaftig beoefend had zijn grondig
vooronderzoek afsloot, ging er een dossier naar het Vaticaan.
In de 'Congregatie voor de zaken
der Heiligen', een religieuze rechtbank, kruisten twee advocaten met
elkaar de degens over de aspirant-heilige. Kwam hij ongeschonden uit het
proces dan werd hij 'eerbiedwaardig' genoemd. Pas nadat het bewijs voor
twee mirakels - een verschijning of wonder - was geleverd, volgde de
zaligverklaring. Voor de felbegeerde status van heilige moesten nog twee
wonderen aangetoond worden. Onbederfelijkheid van het lijk of een geur
van heiligheid bijvoorbeeld. Hierna mocht de heilige overal vereerd
worden en een plaatsje op de heiligenkalender krijgen.
In 1983 werd de procedure
aanzienlijk vereenvoudigd. Momenteel lopen er maar liefst 1400 processen
in Rome. Men schat het totaal aantal heiligen op ongeveer vierduizend.
Ongeveer driekwart is van het mannelijk geslacht. Ze danken hun
uitverkorenheid doorgaans aan een scherp verstand, een grote religieuze
dadendrang en exemplarisch levenswijze. Maar er zijn uitzonderingen,
zoals de pastoor van Ars, die zo dom was als het achtereind van een
varken. Zijn onbeholpen preken dreven de clerus tot wanhoop. Het volk
vereerde hem echter vanwege zijn vroomheid en genezende krachten, zodat
hij na een lange procedure toch gecanoniseerd kon worden.
Het aantal vrouwelijke heiligen is
de laatste eeuw tot een kwart van de keurtroepen gegroeid. Fanatiek
gelobby van congregaties en ordes was daar debet aan. Bovendien wil het
Vaticaan minderbedeelden als leken, kleurlingen en Derde Wereld-landen
aan een een schutspatroon helpen. In elk geval zijn er de afgelopen
twintig jaar meer heiligen en zaligen bijgekomen dan in hele negentiende
eeuw. Het Tweede Vaticaans College, in feite een grote
schoonmaakoperatie onder de heiligen, en de vereenvoudiging van de hele
procedure hebben weer ruimte geschapen voor nieuwe kandidaten.
Rome heeft echter niet het patent
op heiligenverering. De Grieks-orthodoxe en Russisch-orthodoxe kerken
ontwikkelden eigen procedures en stelden eigen schutspatronen aan. Zelfs
de protestanten hadden hun compensaties. Na de Reformatie legden ze een
grote beeldschuwheid aan de dag. Ze vierden voortaan hun portretlust bot
door hervormers als Calvijn of gezaghebbende dominees als halve heiligen
af te beelden.
Seculiere versies van de
heiligenverering ontstonden er na de Verlichting. De Franse
revolutionairen balsemden Mirabeau en Voltaire en baarden hen op in het
Pantheon, de tempel van de rede. Hun riten leunden op de roomse
liturgie. Brandende kaarsen, wierookdampen en Latijnse formules zorgden
voor de sacrale sfeer waar ook atheisten blijkbaar niet zonder konden.
Ook de Sovjet-Unie kende zijn heiligen. De ex-seminarist Stalin gaf
opdracht Lenin's lijk te balsemen, zodat het nimmer zou bederven. Het
werk bleek amateuristisch gedaan. Lenin begon vreselijk te stinken. Dus
werd de revolutionaire ideoloog opnieuw geconserveerd. Ondanks het
failliet van het communisme wordt hij nog steeds in het Mausoleum op het
Rode Plein vereerd.
Hebben de geseculariseerde heilige
en het idool de rol van de klassieke schutspatroon overgenomen? Cruyff,
Leonardo DiCaprio, prinses Diana, Elvis en Jim Morrisson lijken
geschikte kandidaten. Een ster-voetballer als Ronaldo mag graag als de
redder van Brazilië figureren. In een reclamespot poseerde hij als een
messias op de top van de Monte de Corcovado bij Rio de Janeiro. Maar de
relatie tussen vereerder en idool is zo persoonlijk gekleurd dat
teleurstelling snel op de loer ligt. Ondanks manipulaties van de
polulaire massamedia, doorzien jongeren elk bedrog genadeloos, zoals wel
bleek uit de snelle de-idolisering van The Spice Girls nadat bekend werd
dat hun girl power niet bij machte was ordinaire ruzie en
jaloezie binnen de groep te neutraliseren.
Historicus Willem Frijhof beweert
in Heiligen, Idolen, Iconen niets nieuws als hij schrijft dat
pop- en filmsterren vooral fungeren als rolmodellen voor pubers op zoek
naar hun identiteit. Interessant aan zijn analyse is zijn beschrijving
van het grensverkeer ('de interferentie') tussen heilige, idool en
icoon. Als schoolvoorbeeld van dit proces gebruikt hij Leonardo DiCaprio
wiens levensverhaal alle kenmerken van een heiligenleven vertoont. Zijn
moeder vernoemt de nog ongeboren jongen naar Leonardo da Vinci als ze de
vrucht voelt opspringen wanneer ze in Venetië naar een van diens
schilderijen kijkt. Dan volgt de oversteek naar Amerika. Het huwelijk
van zijn ouders strandt en er breekt een periode van armoede aan, maar
door zijn wilskracht en eigenzinnigheid bereikt Leonardo de status van
charismatische filmster. Hij wordt gefotografeerd en gefilmd als een
icoon, dat edelmoedigheid, opofferingsgezindheid en altruïsme
verbeeldt.
Iconen hoeven geen sympathie of
bijval op te wekken. Ze willen slechts oproepen tot herinnering en
kunnen dus ook voor iets verachtelijks - jodenvervolging of
stalinistische terreur - staan. Ze verwijzen echter altijd naar iets dat
controleerbaar heeft plaatsgevonden. Alle vroege martelaren beantwoorden
aan die omschrijving. Ze representeren standvastigheid in
vervolgingstijd en zijn herkenbaar aan folterwerktuigen en andere
attributen, die de icoon individualiseren. Herkenbaarheid prevaleert
hier boven werkelijkheidswaarde, zeker naarmate de legendarische
gebeurtenissen verder van ons af komen te liggen. Als hun lotgevallen
maar 'denkbaar' en 'geloofwaardig' zijn. Dat laatste is natuurlijk sterk
afhankelijk van de tijd en cultuur waarin we leven.
De Benneton-iconen, in feite odes
aan multiculturaliteit - zouden nooit in een xenofobische zestiende eeuw
hebben gewerkt. Niemand gelooft nog serieus dat een komeet een voorbode
van een goddelijke strafexpeditie is. Een icoon heeft dus geen
universele waarde. Hansje Brinker, de heldhaftige dijkendichter, die met
zijn duim Nederland van een watersnoodramp redde, geldt hier niet als
een held, terwijl menige Amerikaan hem als zodanig ervaart. Dagelijks
komen er nieuwe iconen bij. World Press Photo is een belangrijke
leverancier zulke beelden. Ze vertegenwoordigen politieke en religieuze
waarden.
In zijn studie verkent Frijhof de
schemerzones tussen heilige, idool en icoon. Hij toont overtuigend aan
dat er grensverkeer mogelijk is tussen deze drie. Dat het niet altijd
even duidelijk is tot welke categorie we Erasmus, Ruud Gullit of Che
Guevara moeten rekenen, mag dan wetenschappelijk interessant zijn, soms
ontaardt zijn academische exercitie in een amusant, maar ietwat
vrijblijvend woordenspel.
Maar waarom zitten de klassieke
heiligenlevens in de lift? Willen lezers hun eigen leven en opvattingen
weer toetsen aan vrome individualisten? Of de klassieke heiligenlevens,
hoe ironisch, rebels en oneerbiedig ook beschreven, zulke mensen
bevredigen, lijkt me nogal sterk. Op een ander niveau prikkelen de
heiligen wél onze verbeelding.
De Roomse wreedheidscultus heeft
namelijk nogal wat erotische ondertonen. St. Agatha die haar afgehakte
borsten op een schaal draagt. De bij homo's geliefde St. Sebastiaan
wiens lichaam kronkelt van pijn en genot nadat hij met pijlen is
doorboord. Horror, masochisme en genot vermengd met vroomheid en
zelfopoffering, en dat allemaal gepresenteerd in een religieus kader.
Geen wonder dat kunstenaars en schrijvers als Beardsley, Wilde en
Chateaubrand wel weg wisten met het broeierige sadisme van de katholieke
beeldtaal.
Maar het volksgeloof heeft geen
boodschap aan zulke verfijnde zinnelijkheid. In de roman Brevier van
de slechte neigingen van de jonge Portugees Direitinho, ontmoeten we
een gestigmatiseerde die dorpelingen geneest middels handopleggingen,
bezweringen en kruidenmengsels. Hij wendt zijn bovennatuurlijke krachten
ook aan om zijn lagere driften te bevredigen en hem onwelgevallige
lieden uit de weg te ruimen. Bijgeloof, primitivisme en de
achterlijkheid van de boerenbevolking werken in zijn voordeel. Na zijn
dood ontstaat er een spontane cultus rond deze volksheilige.
Direitinho's pseudo-hagiografie, die zowel oneerbiedig als vroom is,
roept meer vragen dan antwoorden op. Hij reduceert heiligheid tot
menselijke beperktheid en laat tegelijk de mythe intact. De
schutspatroon is zowel sacraal als verdorven.
Is daarmee heiligheid weer
teruggebracht tot aardse proporties en het fenomeen verklaard? Dat is
een misvatting. Het blijft een ondoorgrondelijk fenomeen. Cynici zullen
tegenwerpen dat heiligenverering een achterlijk overblijfsel uit de
middeleeuwen is. So what? Moeten we ons dan voortaan behelpen met
idolen als Barney, James Dean en Romario? De vuurvastheid van zulke
idolen moet nog blijken. En voorspraak kunnen ze niet verlenen. Nee,
geef mij liever een door de wol geverfde heilige als Laurentius. 'U kunt
me omdraaien, deze kant is al gaar,' zei hij tegen zijn beulen nadat
zijn rug was geroosterd. Kom daar nog eens om bij die idolen van
tegenwoordig.
Wim Zaal - Alle Heiligen.
Uitg. Elmar. F 49.50;
Willem Frijhoff - Heiligen,
idolen, iconen. Uitg. SUN.
F 24.50; Louis Goosen - Van Afra
tot Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten. Uitg. SUN. F
49.50; Mathieu Spiertz - Van Aartsbisschop tot Zonnelied. Uitg.
SUN. F49.50;
José Riço Direitinho - Het
brevier van de slechte neigingen. Vertaald door P. Janssen. Uitg. De
Arbeiderspers.