Het is pas tien uur, maar ik heb afgelopen nacht nauwelijks
geslapen en ik zou het eigenlijk moeten inhalen. Ik ga niet lezen.
Ik zal het licht uitdoen en nergens aan denken. Gewoon gaan slapen
en blijven slapen tot het tijd is om te ontbijten.
Misschien dat ik dan
zin heb om wat te gaan doen.
Ik moet nu toch echt
snel eens aan de slag.
Het vliegt er
allemaal uit, straks zit ik zonder poen.
Dat was een liedje
van Bert Williams. Even zien, het begon zo:
Geld is de wortel
van het kwaad, en 't kwaad is zo geschied,
Maar niemand die
dat erreg vindt, geef toe, is 't waar of niet?
Want hoe is het
met poen, je voelt vrij, je voelt je goed;
De wereld lacht je
toe, je hebt vrienden in overvloed.
Bert heeft eens een
liedje van mij gezongen en ik heb het laten uitgeven; er werd
bovendien nog een grammofoonplaat van gemaakt, en ik geloof dat de
totale royalties van de bladmuziek en van de plaat $47,40
bedroegen. Het is leuk om liedjes te schrijven, maar ik zou nooit
geld kunnen verdienen met dingen die leuk zijn, zoals pokeren, of
bridgen, of liedjes schrijven, of op paarden wedden.
De enige manier
waarop ik geld kan verdienen, is door korte verhalen te schrijven.
Kort! Tegen de tijd dat ik er eentje voor de helft klaar heb, is
het voor mij al een feuilleton.
Ik wou dat ik zo
goed als O. Henry was en kon volstaan met duizend of twaalfhonderd
woorden. Een verhaal van duizend woorden zou ik iedere dag wel
kunnen schrijven; dat wil zeggen, ik zou het kunnen wanneer mijn
hoofd net zo vol plots zat als het zijne moet hebben gezeten. Ik
bedenk ongeveer één plot per jaar, en vervolgens, als ik het
begin op te schrijven, herinner ik me dat hij van iemand anders
is, misschien wel van twee of drie anderen.
Hoe dan ook, plot of
geen plot, ik zal morgen moeten werken. Voor de verzekering en de
rekeningen en de hypotheekrente... Maar op die manier kom ik niet
in slaap. Ik moet helemaal nergens aan denken, of ten minste, ik
moet aan iets denken wat niets uitmaakt.
Sheckard, Evers,
Schulte, Chance, Steinfeldt, Hofman, Tinker, Kling, Brown.
Een jaar of twintig
geleden was ik een honkbalgek en kon ik de slagvolgorde van elke
vereniging opzeggen. Vandaag de dag weet ik amper welke Waner als
tweede aan slag is en welke als derde.
Toen ik zestien was,
woonde ik in Clayton, Michigan, en zong ik in het koor. Op zekere
kerstdag was er een nieuw gezicht in de gemeente, het gezicht van
een meisje, het knapste gezichtje dat ik ooit gezien had. De
eigenaar van het gezicht zat naast een schoolkameraad van mij, in
de vijfde of zesde bank van voren.
Ik zag haar bij het
begin van de dienst en ik vrees dat ik die ochtend van weinig nut
was voor het koor. Toen de slotzang afgelopen was, ontdeed ik me
in een vloek en een zucht van mijn toga en koorhemd en rende
buitenom naar de ingang van de kerk. Mijn schoolkameraad stelde
ons grootmoedig aan elkaar voor. Ik vermoed dat het niet echt
grootmoedig was; zijn gebrek aan zelfvertrouwen was niet zo groot,
dat hij mij als een rivaal beschouwde.
Haar naam was Lucy
Faulkner. Ik had de naam Lucy altijd verafschuwd, maar vanaf dat
moment klonk hij als muziek. We ontmoetten elkaar op verscheidene
feestjes en zij scheen mij, ondanks moordende concurrentie, wel
aardig te vinden. Ik kon soms verschrikkelijk grappig uit de hoek
komen in die tijd. Ik wou dat ik nog wist waarmee.
Als ik naar
dansfeestjes was gegaan, hadden we elkaar misschien beter leren
kennen, wat waarschijnlijk de ondergang van mijn kansen, zo ik die
al had, alleen maar zou hebben bespoedigd. Je kunt nu eenmaal niet
de hele tijd grappig zijn, zelfs niet op je zestiende.
Haar vader en
moeder, nieuw in de stad, hadden geen hoge pet op over ons
onderwijssysteem. Ze stuurden haar naar een kostschool, ver weg.
We begonnen een eenzijdige correspondentie. Ik schreef haar twee
brieven en zij beantwoordde ze geen van beide. Maar toen ze met de
voorjaarsvakantie thuiskwam, was ze nog steeds erg vriendelijk.
Wat mij betreft, gek op is het woord niet.
Op een dag brak onze
koe los en ik kreeg opdracht achter haar aan te gaan en haar naar
huis te brengen. Mijn achtervolging van Cora door de hoofdstraat
van de stad verschafte de winkeliers en klanten heel wat vermaak
en mijzelf een niet geringe angst, die zich ontwikkelde tot een
suïcidale neiging toen de koe plotseling een paar keer de hoek
omging en zonder verwijl de tuin van de Faulkners instormde. Ik
realiseerde me welk een vernietigende uitwerking op de romance het
schouwspel van de transpirerende, verfomfaaide held zou hebben die
achter een wilde, bezeten koe aan jaagde en in een paar tellen de
achterstand alleen maar groter zag worden.
Mijn geest was
sneller dan mijn voeten. Ik staakte de wedren, verstopte me achter
een boom en bad dat Lucy niet thuis was, of dat, indien ze wel
thuis was, ze me niet gezien had en Cora niet zou herkennen.
Het geluk was met
mij. De Faulkners waren allen afwezig, Cora en ik werden niet
opgemerkt en Cora werd, toen ze op een naburig ongemaaid gazon
stopte voor een versnapering, overmeesterd en teruggebracht naar
de eigenaar door een vriendelijke knecht.
Het was slechts
uitstel van de bittere afloop. Op een avond in juli dronken wij,
mannen van de wereld, gevieren een groot aantal pullen Meusel's
zangbier en besloten, 's nachts om halfdrie, serenades te gaan
brengen. Onze eerste stopplaats was voor huize Faulkner. Het was
een warme nacht en alle ramen stonden open.
Lucy, gezegend met
jeugd, sliep door het vreselijke kabaal heen. Haar ouders niet.
Door een van de vensters klonk het geluid van een stem die zelfs
nog harder kon praten dan wij konden zingen en we besloten ergens
anders naar toe te gaan nu een wolk de maan nog verduisterde en
onze gelaatstrekken verborgen hield.
Enfin, ze hebben
nooit geweten wie drie van ons waren. Maar ze wisten wel wie één
van ons was. En niettemin heten middelgrote mannen geneigd te zijn
lange mannen te benijden om hun lengte.
Lucy kreeg enkele
instructies aan het ontbijt en gehoorzaamde daaraan totdat ze
veilig verloofd was met een keurige knul. Er werd geen banvloek
afgeroepen over de andere leden van het kwartet, hoewel ik zweer
dat mijn bas nauwelijks hoorbaar was geweest tegen hun
oorverdovende uithalen.
Het moet na twaalven
zijn. Ik doe alleen even het licht aan om op mijn horloge te
kijken. Acht minuten over tien. Heremijntijd! Misschien als ik
even wat lees, terwijl... Nee. Dat zal me alleen nog maar
wakkerder maken. En als ik morgen moet werken, moet ik zorgen dat
ik wat slaap krijg.
Tien of elf
whiskeysoda's of een injectie in de arm zouden een probaat
slaapliedje zijn. Het probleem is, hoe meer verslavingen je hebt,
hoe meer je er moet afwennen. Wat dat betreft geloof ik dat teveel
koffie net zo slecht is als teveel whisky. Teveel van wat dan ook
is slecht; zelfs teveel slaap.
Als ik een idee voor
een verhaal had en het een beetje uitwerkte in m'n hoofd, zou het
een stuk makkelijker zijn dan morgen die schrijfmachine onder ogen
te komen dan zonder wat voor idee dan ook. Ik zal proberen er een
te bedenken. Nee, ik moet niet denken. Je kunt niet gaan slapen
terwijl je een idee voor een verhaal aan het bedenken bent.
Het is essentieel,
is mij verteld, dat je geest volkomen blanco is. Sommigen zullen
zeggen dat in mijn geval daarvoor weinig uitgewist hoeft te
worden. Dat moet echter wel. Misschien denk ik niet belangrijk,
maar ik denk evengoed.
Ik vraag me af of ik
een verhaal zou kunnen maken van wat Doc Early me gisteravond
vertelde. Het ging over Allan Spears en zijn vrouw en kinderen. Ik
zou dan wel hun namen moeten veranderen en waar ze wonen, want
anders zou Doc me vermoorden. Ik zou de man Leslie Arnold kunnen
noemen en zijn vrouw Amy, en ze in Janesville, Wisconsin, kunnen
laten wonen in plaats van in Rockford, Illinois. Ik zou het wel
wat moeten opkloppen en stofferen, maar dat is niets nieuws.
Ik had weleens
gehoord van Spears, en mevrouw Spears werd me aangewezen in het
theater, de laatste keer dat ik in Chicago was. Ze is een van de
mooiste vrouwen die ik ooit gezien heb. Een blondine, tenger en
met een wonderschoon uiterlijk. In het verhaal zal ik haar
veranderen in een brunette en statig.
Goed, eens even
zien: Spears ging naar de universiteit van Illinois en behaalde in
drie jaar zijn graad in honkbal, football en hardlopen. Door zijn
atletische activiteiten moest hij tamelijk streng in training
blijven, maar toen hij met school klaar was, maakte hij dat meer
dan goed. Hij was de grootste zwierbol van Rockford zolang zijn
geld toereikend was. Het was geld (ongeveer $6000,-) dat hem door
een tante of zo was nagelaten. Het geld hield hem zeven maanden op
de been, en toen moest hij een tijdje ontnuchteren omdat iedereen
wist dat hij platzak was en hij zelfs geen rattengif meer op de
pof kon krijgen.
Het gebeurde tijdens
zijn onvrijwillige onthoudingskuur dat Edith Holden verliefd op
hem werd. Hij werd eveneens verliefd op haar en ik neem niet aan
dat hij zich er niet erg tegen verzette, aangezien zij een eigen
vermogen van één miljoen dollar zou bezitten. Haar vermogen
bedroeg in werkelijkheid slechts één-vijfde van dat bedrag, maar
zelfs in dat geval...
Toen Edith het
nieuws aan haar ouders vertelde, waren hun jammerkreten door de
hele Middle West te horen. Daar ging hun enig kind, een jonge
vrouw, zó mooi dat als ze de straat uitliep - of inliep nu we het
daar toch over hebben - alle mannelijke inwoners van Rockford in
zwijm vielen, zichzelf vergooien aan een knul die het wereldrecord
persoonlijke consumptie van afgrijselijke bocht, ter waarde van
zesduizend dollar in zeven maanden tijds, bezat, en die zonder
twijfel zou proberen dat record te evenaren of te verbeteren zodra
hij er de middelen toe had.
Het zou nog niet zo
erg zijn geweest wanneer Allan ooit enige neiging tot werken
getoond had. Maar dat had hij niet.
De heer Holden
dreigde met van alles en nog wat. Hij zou Edith opsluiten, hij zou
nooit meer tegen haar praten, hij zou haar publiekelijk aan de
schandpaal nagelen, hij zou de jonge Spears doodschieten, hij zou
haar uit zijn testament schrappen. (Dit laatste punt was zeker
niet zonder betekenis, want hij was inderdaad miljonair.) Ze
lachte hem niet uit. Ze huilde, en ging door met plannen maken
voor een schaking. Ze namen de benen naar Chicago, trouwden en
besloten er te blijven wonen. De helft van haar tweehonderdduizend
dollar was belegd in obligaties, die ze deponeerde in een
bankkluis waartoe zowel haar man als zijzelf toegang hadden. De
andere honderdduizend in contanten werd gelijkelijk verdeeld en op
rekeningen-courant gezet, een van hem, een van haarzelf.
Nu zou u misschien
denken dat hij binnen het jaar wel afgeschreven zou zijn, maar dan
denkt u verkeerd. Tot zijn eigen en aller verbazing bleef hij van
de drank af, ging werken voor een verzekeringsmaatschappij en
verdiende gedurende de eerste vier jaar van zijn huwelijk een
gemiddeld jaarinkomen van vijftienduizend dollar.
Edith en hij
slaagden erin hiervan en van hun coupons rond te komen zonder al
te veel te hoeven beknibbelen. En ik mag niet verzuimen te
vermelden dat hij een levensverzekering voor zichzelf had
afgesloten van zeventigduizend dollar, waarin Edith en hun
tweeling, een jongen en een meisje, als begunstigden werden
genoemd.
De jonge mevrouw
Spears hoopte en bad dat Allans goede gedrag en het bestaan van de
tweeling haar ouders zouden vermurwen, maar pas in het begin van
het vijfde jaar dat ze van huis weg was, kreeg ze een bemoedigend
teken. Het kwam in de vorm van een brief van haar moeder, een
korte briefje weliswaar, maar toch een brief die begon met `Lieve
dochter'. En die overigens zo vrolijke dag koos Allan uit om met
een klap ten val te komen.
Binnen twee maanden
was hij zijn baan en dertigduizend dollar kwijtgeraakt, het
laatste op de renbanen, en had hij vijfduizend dollar gespendeerd
aan feesten. De keren dat hij thuiskwam, slonzig en met een blik
van waanzin in zijn ogen, vluchtte de tweeling in paniek voor hem
weg en werd Edith hysterisch.
Zij had niemand om
te hulp te roepen en bovendien betwijfelde ze of er enige hulp
bestond voor iets als dit. Ze overwoog haar kinderen mee te nemen
naar Rockford, maar ze had niet het karakter om kalm te verdragen
wat haar vader en moeder zeer zeker zouden gaan zeggen.
Op de zesenzestigste
dag van zijn uitspatting werd Allan in een taxi thuisbezorgd en
van de taxi naar zijn bed gedragen door de chauffeur en een man
die Edith nog nooit eerder gezien had. Allan was ziek, erg ziek,
en zij was er blij om. Op dat moment kon het haar niet schelen of
hij beter werd of doodging. Desalniettemin belde ze wel een
dokter.
De dokter zei dat
het kantje boord was, maar dat Allans opmerkelijke gestel hem er
doorheen zou slepen. Dat wil zeggen, het zou hem door deze
slijtageslag heen slepen. Hij moest echter voortaan wel van de
drank afblijven. Nog eens zo'n fuif zou zijn einde zijn.
Zodra er tegen Allan
gesproken mocht worden, sprak Edith tegen hem.
`De dokter zegt dat
je, als je ooit weer drinkt, doodgaat. En ik zeg dat je, als je
ooit weer drinkt, niet meer thuis hoeft te komen. Als je toch weer
drinkt en thuiskomt, neem ik de kinderen mee en ga ik weg en kom
ik nooit, nooit meer terug. Ik meen het.'
Allan lag twee weken
in bed, liep één week bij huis rond en ging toen naar de stad om
een baan te zoeken. Hij werd een keer of tien per dag afgewezen,
gedurende een flink aantal dagen. Hij raakte ontmoedigd,
gedeprimeerd, desperaat.
En toen ontmoette
hij op een dag twee oudstudenten van zijn universiteit, Gilbert
White, een klasgenoot, en Harry Myers, een oudere man van wie
gezegd werd dat hij zijn slag had geslagen op de beurs en op de
hoogte was van alles wat een hoogte heeft.
Ze nodigden hem uit
voor de lunch, wat hij aanvaardde. Ze vroegen hem iets te drinken,
wat hij afwimpelde.
`Ik ben op zoek naar
een baan,' zei hij.
`Nou,' zei White,
`als je wat te drinken neemt, zal Harry je iets beters geven dan
een baan. Hij zal je de tip geven die hij mij ook heeft gegeven,
en als je daar alles uit haalt wat er in zit, heb je helemaal geen
baan nodig.'
De volgende morgen
werd Allan wakker in een Loop-hotel(*. Zijn hoofd bonsde. Hij vond
zijn jas, wat weinig moeite kostte omdat hij hem niet uitgetrokken
had. Hij stopte zijn hand in een zak waar sigaretten verborgen
konden zijn, maar de zak was leeg, op een stukje papier na waarop
Harry Myers tip stond gekrabbeld in zijn eigen handschrift.
Allan las het met de
nodige moeite en strompelde naar de telefoon. Hij belde het
makelaarskantoor van Rogers & King. Sam King, de jongste
medefirmant, was ook een oudstudent van Illinois.
`Wat denk je van zus
en zo?' vroeg Allan.
`Ik denk dat 't de
beste koop is die er is,' zei Sam.
`Hoe 'n groot
percentage zou ik daarvoor moeten fourneren?'
`Waarom betaal je
niet gewoon ineens?' zei Sam, die gehoord had, en nog steeds
dacht, dat mevrouw Spears een miljoen op haar naam had staan.
`O nee,' zei Allan.
`Als ik dat deed, zou ik 't tegen mijn vrouw moeten zeggen, en ik
wil haar verrassen.'
`Nou,' zei Sam, `de
hoogte van het percentage hangt af van het aantal aandelen.'
`Zeg zevenduizend
aandelen,' zei Allan.
`Dat is niet niks,'
zei Sam, `dat zal inderdaad een verrassing voor je vrouw zijn,
zeker als er iets gebeurt en de beurs een buiteling maakt.'
`Wat is de koers
vanmorgen?'
`Negenenveertig,'
zei Sam.
`Goed,' zei Allan,
`koop jij dan zevenduizend aandelen voor mij, dan ben ik er binnen
't uur met een borgstelling voor zeventigzuidend. En om geen
risico te lopen, kun je verkopen tegen vierenveertig.'
Allan hing de hoorn
op de haak, nam hem er weer vanaf en belde naar huis.
`Edith,' zei hij,
`Ik heb wat borrels gehad de afgelopen nacht, zoals je
waarschijnlijk wel vermoedde. En de kans is groot dat ik er
vandaag nog wel een paar neem. Ik blijf van huis weg tot ik er
definitief een punt achter heb gezet. Misschien zie ik je over een
maand, maar het kan ook over een jaar zijn. Ja, ik weet wat de
dokter tegen je gezegd heeft, maar dokters zeggen ook maar wat. Je
zult geen bericht meer van me krijgen tot het goed bericht is.
Geef de kinderen maar een afscheidskus van mij. Ik weet zeker dat
ze die liever via jou krijgen. En ik hoop dat je aan me zult
denken zoals ik sóms ben en niet zoals ik andere keren ben.'
Allan ging naar de
bankkluis, nam er voor zeventigduizend dollar aan obligaties uit
en bezorgde ze bij Rogers & King. Hij ging terug naar de kluis
en deponeerde het memorandum en recu.
`Dit is geen
diefstal,' hield hij zichzelf voor. `Als de dokter ongelijk heeft
en Myers ongelijk heeft en ik verlies vijfendertigduizend, zal ik
net zo lang werken tot ik het kan terugbetalen. En het maakt niet
uit of Myers ongelijk heeft, want als de dokter gelijk heeft, zal
de verzekeringsmaatschappij Edith zeventigduizend betalen.'
Hij wisselde wat op
zijn rekening-courant stond voor traveler's cheques. Toen stapte
hij op de trein naar New York, een aan de Oostkust gelegen
havenstad waar je gewoonlijk wel een schip kunt vinden dat je net
zover wegvoert als je wilt.
Het verhaal dat ik
hiervan hoop te maken zou immoreel zijn, wanneer ik toestond Allan
zelf te laten profiteren van wat hij gedaan had. Maar de dokter
had geen ongelijk. En toen het nieuws van de dood van haar man, in
een of andere uithoek van de wereld, Edith verscheidene maanden
later bereikte, lukte het haar Allans portefeuille voor
honderddrieënvijftig dollar per aandeel te verkopen, met een
winst van $728.000,- minus provisies. Deze kattepis, plus Allans
levensverzekering ter waarde van zeventigduizend dollar, haar
honderdduizend aan obligaties en haar banktegoed van
vijftigduizend dollar, vrijwel onaangesproken, stelden Edith in
staat haar ouders te bewijzen dat ze in de liefde niet alleen
verstandig maar ook fortuinlijk gehandeld had.
Nou ben ik dat kwijt
en zou het me moeten lukken om te gaan slapen. Misschien als ik
iedere dag zou oefenen... Maar golf is de enige oefening die ik
leuk vind en daarmee kan ik geen geld verdienen. Ik kan van
niemand winnen. Misschien als ik drie of vier per week zou spelen.
Ik ga nu het licht
aandoen en kijken hoe laat het is. Achttien over elf. Enfin, het
is tenminste na elven. Wat ik eigenlijk zou moeten doen, is
opstaan en een paar aantekeningen maken voor mijn verhaal. En een
sigaret roken, eentje maar. Daarna ga ik meteen weer het bed in en
doe ik het licht uit en denk ik nergens meer aan. Dat is de enige
manier om in slaap te komen. Door helemaal nergens aan te denken.
(*
Loop is de naam van de belangrijkste zaken-, winkel- en
uitgaanswijk in Chicago, zogenoemd omdat de bovengrondse metro een
'loop' (lus) om deze wijk heen maakt. Lardner heeft hier echter
ongetwijfeld ook de 'slang'-betekenis van 'loop' bedoeld, namelijk
'lazarus'.
|