De
Poesjkin van Breda
door Hans Heesen
De
Poesjkin van Breda; of: Hoe zijn kippigheid J.H. van Bolhuis fataal
werd
De
rol van de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda in de
Nederlandse literatuurgeschiedenis is te vatten in een voetnoot.
Daarin is te lezen dat enkele schrijvers er leraar Nederlands zijn
geweest, met als bekendsten de humoristen Mark Prager Lindo alias ‘de
Oude Heer Smits’ (1819-1877) en Lodewijk Mulder (1822-1907), de
oprichters van het weekblad de Nederlandsche Spectator. Wie
verder leest, komt nog de namen tegen van de met Bilderdijk bevriende
Rotterdamse dichter Jan Wap (1806-1880) en het latere Tweede Kamerlid
Johannes Bosscha (1797-1874), die onze literatuur verrijkte met een A-saga,
een op rijm gesteld verhaal waarin geen andere klinker voorkomt dan de
a. En is de voetnoot ruimhartig opgesteld, dan staat helemaal
onderaan, bescheiden tussen haakjes, als een voetnoot bij de voetnoot,
ten slotte nog vermeld de letterkundige J.H. van Bolhuis.
Op
de KMA heeft de naam Van Bolhuis tot in de vorige eeuw voor grote
verlegenheid gezorgd. Joan Hugo van Bolhuis (1805-1844) stierf
namelijk door wat een noodlottig ongeval werd genoemd, waaraan men
liever niet herinnerd wilde worden. Nog in 1928 liet men zijn naam
daarom in het dat jaar verschenen Gedenkboek ter gelegenheid van het
honderdjarig bestaan van de KMA maar liever onvermeld. In het
wegmoffelen van onprettige kwesties is het militaire apparaat
klaarblijkelijk altijd al goed geweest.
Toch
komt Van Bolhuis als zijnde de Nederlandse Poesjkin, of tenminste de
Poesjkin van Breda, onze aandacht toe. Niet omdat hij met zijn De
Noormannen in Nederland een Boris Godoenov, of met zijn Proeve
eener geschiedenis van het kasteel Vredenburg een Nederlandse
pendant van De kapiteinsdochter schreef. En ook niet omdat hij
ten onrechte in het grote vergeetboek zou zijn bijgeschreven. Maar wel
omdat Van Bolhuis de enige schrijver uit de Nederlandse
literatuurgeschiedenis is die, evenals Alexander Poesjkin, omkwam in
een duel. Beiden werden even oud: 38 jaar. Beiden lieten een
echtgenote en vier kleine kinderen na.
Dit
zijn de feiten. Van Bolhuis, geboren in Baambrugge, gepromoveerd tot
doctor in de letteren in Utrecht en in 1839 benoemd tot hoogleraar in
de Nederlandse taal- en letterkunde aan de KMA als opvolger van
Johannes Bosscha, was kippig. Hierdoor verzuimde hij op 31 oktober
1843 een groepje van veertien officieren te groeten. Dit gebrek aan
burgerlijke beleefdheid werd door de betrokken officieren als zeer
ongepast beschouwd. Om Van Bolhuis een lesje te leren, begroette men
Van Bolhuis daarom omgekeerd vanaf dat moment met overdreven nadruk en
met woorden als ‘schoft’ en ‘buffel’. Dat ging zo ruim drie
maanden door, en op 12 februari 1844 was Van Bolhuis het zat. Hij deed
zijn beklag bij de commandant van de KMA die meende dat het akkevietje
met een goed gesprek op te lossen moest zijn. Een dag later zat Van
Bolhuis om de tafel met de officieren. Het gesprek duurde niet lang en
bracht niet de voldoening van Van Bolhuis wenste. Toen de officier
E.J. van Lidt de Jeude zei dat hij best bereid was er verder over door
te praten, maar dat het nu lang genoeg geduurd had omdat er een rijles
wachtte, vroeg Van Bolhuis beledigd: ‘Zoo, wie is U?’ En nadat die
vraag beantwoord was: ‘Dan zal ik zien eenen secondant te krijgen.’
De
volgende dag, 14 februari, troffen beide partijen elkaar op de Nieuwe
Dreef naar de Execitieplaats in het Mastbos. Een laatste poging om
Bolhuis op andere gedachten te brengen mislukte. Van Bolhuis zei ‘dat
hij wist waaraan hij zich blootstelde; dat het kon gebeuren dat het
hem het leven kostte en hij daardoor eene hulpelooze vrouw en kinderen
naliet, maar hij nog veel liever dit verkoos, dan dat men ooit aan die
kinderen zoude verwijten, dat hun vader een lafaard was, die zich
straffeloos liet vertrappen.’ Men duelleerde op het pistool. Om de
kans op een noodlottige afloop zo veel mogelijk te beperken werd de
afstand bepaald op twintig passen. Loting bepaalde dat Van Lidt de
Jeude het eerst zou schieten.
De
wetten van het duel verboden degene die het eerste schot had in de
lucht te schieten. Van Lidt de Jeude verklaarde dat hij op de benen
van zijn tegenstander zou schieten. Van Bolhuis verklaarde dat hij
zelf vervolgens in de lucht zou schieten. Een gentlemen’s agreement.
Die misliep omdat Van Lidt de Jeude geen geoefende schutter was en Van
Bolhuis per ongeluk dodelijk in de hals raakte.
Van
Lidt de Jeude werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar,
de beide secondanten kregen elk drie jaar. Het laantje waar het duel
plaatshad, heet sindsdien het Duellaantje. Van Bolhuis’ Verspreide
letterarbeid verscheen postuum in 1845.
|