Ik
had er nog nooit van gehoord en verbasterde het woord later nog vaak.
Een stad met een griezelige voorkeur voor straatnamen als Superior De
Beerstraat zou die er niet ook een hakenkruisplein op na kunnen houden?
Pas van echte roomsen, doorgaans goed doorkneed in heidense gebruiken,
hoorde ik dat een hagelkruis de voorganger was van de hedendaagse
hagelunie. Geen van beide is echt afdoende.
Kunt
u zich nog herinneren dat wij eerst een treinstel waren? De vorige
afleveringen gemist? Ga dan maar eens naar de buren in hun stapel oude
kranten neuzen.
Wie
verliefd wordt op een Brabants meisje krijgt er veel meteen bij. De
ouders kwamen uit een gezin van dertien en zelf was ze grootgebracht op
de boerderij 'met zijn tienen'. De jongste had, tot verwondering van de
hele familie, blijvend het evenwicht verstoord: de zesde zus!
Als
Hollander rekende ik buiten de waard. Verliefd worden is geen zaak van
alleen maar de eigen voorkeur volgen: de raad van zussen dient
geraadpleegd. Als een soort sollicitant dient 'den diečn nei vreier'
voorgeleid te worden.
Aarzelend
had Will die avond gezegd wat eerder weg te moeten. 'Hij' zou komen.
"Laat
je 'm zien?" vroegen de zussen.
"Nou,
dát weet ik nog niet, hoor. Dáár zijn we eigenlijk nog niet aan
toe."
Nog
niet aan toe? Toe nou, dát was gezeur, oordeelde de Grote Raad van
Zussen. Er werd ingegrepen. Grof geweld werd niet geschuwd en het
resultaat was dat de auto vertrok met de mij nog onbekende 'Ons Miek' en
'Ons Els', samen met mijn beoogde zwagers, beiden gesjeesde
godgeleerden. Toen de auto vertrok, werd Will weer, merk de
toegevendheid, uit de kelder vrijgelaten om de auto na te kunnen kijken
en verder op de kinderen te passen.
Op
het station ondertussen stond ik, verdwaasd rondkijkend. Waar was zij?
Nergens te ontwaren. Wel werden mijn ogen getroffen door een olijk
gezelschap waarvan vooral de beide gierende dames met het bord 'lijkt
het ergens op?' mijn aandacht trokken. Natuurlijk leek dat nergens op en
als Hollander begon ik te vrezen slachtoffer van een misplaatst, al te
vroegtijdig carnavalsgebeuren te worden toen de beide heren mij in de
leeggestroomde stationshal begonnen te vragen of ik soms op iemand stond
te wachten. Het leken mij geen tiepes om de waarheid aan op te biechten.
Maar, verdraaid, zij bleken mijn naam te kennen, namen me aan beide
zijden bij de arm terwijl de beide dames begonnen te zoenen. Toen ik een
wachtend autootje in geduwd werd, vreesde ik met zuidelijke souteneurs
van doen te hebben die hun 'dames' nog wat late klanten wilden bezorgen.
Maar tegenstribbelen hielp niet, we sjeesden al richting
Hagelkruisplein. Een keurig pleintje, zoals u weet. Daar verwacht je
zoiets toch niet?
Wat
ik ook niet verwachtte was de ontvangst aldaar. Dat maakte alles weer
goed. Alles? Niet helemaal, want van het gebeuren was in de stationshal
snel een soort pasfotootje gemaakt dat in een sleutelhanger opgeborgen
werd. Nog steeds, zoveel jaren later, als ik mijn sleutels pak en de
foto zie, denk ik: dus zó gaat dat hier!