In
de jaren zeventig kon je Tilburg, toen al, tot de wereldsteden rekenen,
want aan de Bredaseweg, in de buurt van de Warande, bevond zich een heus
Dierenpark. Dus Tilburg paste prima bij Amsterdam, Rotterdam en Arnhem.
Okee, Den Haag heeft het parlement, maar dát is een dierentuin van gans
andere orde.
Of
er ook apen en olifanten te bewonderen waren, weet ik helaas niet meer,
maar de zes statige flamingo's bij de ingang staan in mijn geheugen
gegrift. Ik heb deze dieren en het personeel van het park namelijk een
regelrechte rampdag bezorgd.
Ik
was in die tijd jeugdleidster en ik probeerde met veel aardige
vrijwilligers de jeugd uit de Textielbuurt (ook wel 'de Jordaan'
genoemd) na schooltijd te vermaken. Dat lukte prima. Op televisie had je
alleen nog maar Nederland 1 en 2, en de videospelletjes zaten nog veilig
opgeborgen in de bloemkool.
We
hadden het snode plan opgevat om op een mooie woensdagmiddag langs de
Ringbaan- West naar het Dierenpark te wandelen. Met veertig kinderen en
vijf vrijwilligers vingen we deze mini-vierdaagse aan. Voor de
vrolijkheid zongen we over een ontzettend stom potje met vet dat almaar
op de tafel werd gezet. Dát hadden we beter niet kunnen doen...
Door
al dit positivisme werden we gevolgd door een kefferig, klein,
loslopend, rothondje dat niet meer bij ons weg te slaan was. Na een
klein uurtje arriveerden wij allen plus het potje met vet en dat
ellendige hondje bij de ingang van het Dierenpark. Langs de vijver
stonden de zes hoogpotige roze flamingo's verwaand mooi te wezen in de
middagzon. Voordat iemand er iets aan kon doen, schoot Bruintje luid
keffend de vijver in en begon hij uit te halen tegen de flamingo's.
Briesend van schrik en kwaad om zo'n brute inbreuk op hun middagrust
stoven deze roze grandes dames van de ooievaarachtigen de Bredaseweg op!
Paniek!
Het
was voor de dierenverzorgers een hele toer om de flamingo's te kalmeren
en Bruintje aan te lijnen. Dat we er toch naar binnen mochten, mag een
wonder heten.
Happy
end? Einde verhaal? Mooi niet. Een paar jongens van een jaar of twaalf,
dertien schoten meteen de speeltuin in. De schuitjesschommel was zeer
geliefd bij die heertjes. Ze vonden het macho om vanaf de stang bij het
hoofdeinde in de bewegende schommel te springen. Tientallen keren had ik
deze Jannen en Keesies al gewaarschuwd dat deze acrobatiek er een van de
bloedlinke soort was. Maar ja, als je dertien turven hoog bent, bestaat
je leven maar uit één ding: vooral niet doen wat de juffrouw zegt. En
jawel, in een onbewaakt ogenblik aan het einde van de middag krijgt Kees
met een rotklap een punt van de schommel tegen zijn hoofd, net boven een
oog. Een grote ambulance kwam voorrijden en Kees werd met loeiende
sirenes afgevoerd.
Met
kilo's lood in mijn schoenen wandelde ik terug naar de Textielbuurt, en
ik verwachtte grootscheepse bonje met de ouders van Kees, omdat ik dit
ongeluk met hun 'tere oogappeltje' niet had kunnen voorkomen.
Niets
was minder waar. Tot mijn verbazing lag Kees met een lichte
hersenschudding op een bed voor het raam van de huiskamer, en zei
moeder: "Net goed. Zó kan iedereen zien wat er met je gebeurt als
je niet naar juffrouw Mia luistert!"