Ik
heb jarenlang gewoond in de schaduw van de watertoren, in de Bomenbuurt.
Het is een keurige, typisch Tilburgse arbeiderswijk, vol gezellige
Tilburgse mensen, knetterende brommers, het gezamenlijke wassen van de
auto's op zaterdagmiddag, en de huisvrouwen die gemoedelijk voor de deur
van hun huis met de buurvrouw stonden te kletsen.
Als
ik naar de universiteit fietste, voelde ik hun blikken in mijn rug en
wist dat ik voor hen een 'Student' was, met een hoofdletter, die, naar
ik in de loop der jaren heb leren kennen, als een mengeling van respect
en afgunst is. Ik voelde me hier thuis, omdat ik het gevoel had dat ze
me toch accepteerden, ondanks dat we weinig contact hadden.
Het
meest opvallende aan deze buurt echter waren de kinderen. Ik geloof niet
dat er een straat in deze buurt is, waar 's ochtends om half negen niet
het geschreeuw, gejoel en geruzie van ontelbare kleuter- en
basisscholieren te horen is, vermengd met het gebrom van af en aan
rijdende auto's en de fietsbellen van elkaar begroetende moeders en een
enkele moderne vader.
Mijn
kamer bevond zich op de hoek van de Eikstraat en de Sparrenstraat, en ik
had een onbelemmerd uitzicht op de basisschool. Ik herinner me de eerste
nachten dat ik daar sliep, opgewonden omdat ik voor het eerst op kamers
woonde. Het duurde lang voordat ik in slaap viel, waardoor ik steevast
werd gewekt door het kabaal. Schoolgaande kinderen kunnen een hoop
herrie maken, wat mijn humeur niet verbeterde.
Maar
na een tijdje was ik aan dit verschijnsel gewend en werd ik op
zaterdagen soms wakker omdat ik het spektakel miste. Vooral op zwoele
zomerochtenden, de ramen wijd geopend, lag ik vaak in een halfslaap met
plezier te luisteren naar deze mengeling van kindergejoel en de
gesprekken van de trotse ouders die onder mijn geopende vensters de
dagelijkse roddels met elkaar uitwisselden. Om daarna tevreden weer in
te slapen.
Hoewel
het huis officieel aan de Sparrenstraat lag, voelde ik me hierdoor, net
als overigens mijn huisgenoten, altijd veel meer betrokken bij de
Eikstraat. We leefden mee met de moeders die hun ongehoorzame kinderen
berispten, werden kwaad als een stel van de oudste kinderen de
garagepoort weer teisterde met hun gevoetbal, en ruzieden met hen als we
hun bal in beslag moesten nemen nadat ze deze voor de zoveelste keer in
onze tuin hadden geschoten.
Ik
ben inmiddels verhuisd en woon aan 'gene zijde van het spoor', zoals ze
in de Eikstraat zeggen, in de buurt van het Besterdplein. Ook een
gezellige buurt, een bruisende multiculturele enclave in het hart van
Tilburg. Ik heb geen spijt van mijn verhuizing, maar zo nu en dan hoor
ik in mijn dromen het gejoel van schoolgaande kinderen en voel ik een
steek van verdriet. Als ik nu uit het raam kijk, is er in geen velden of
wegen een basisschool te bekennen. Laat staan een watertoren.