INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

Eikstraat - door Jürgen Snoeren

 

Ik heb jarenlang gewoond in de schaduw van de watertoren, in de Bomenbuurt. Het is een keurige, typisch Tilburgse arbeiderswijk, vol gezellige Tilburgse mensen, knetterende brommers, het gezamenlijke wassen van de auto's op zaterdagmiddag, en de huisvrouwen die gemoedelijk voor de deur van hun huis met de buurvrouw stonden te kletsen.

Als ik naar de universiteit fietste, voelde ik hun blikken in mijn rug en wist dat ik voor hen een 'Student' was, met een hoofdletter, die, naar ik in de loop der jaren heb leren kennen, als een mengeling van respect en afgunst is. Ik voelde me hier thuis, omdat ik het gevoel had dat ze me toch accepteerden, ondanks dat we weinig contact hadden.

Het meest opvallende aan deze buurt echter waren de kinderen. Ik geloof niet dat er een straat in deze buurt is, waar 's ochtends om half negen niet het geschreeuw, gejoel en geruzie van ontelbare kleuter- en basisscholieren te horen is, vermengd met het gebrom van af en aan rijdende auto's en de fietsbellen van elkaar begroetende moeders en een enkele moderne vader.

Mijn kamer bevond zich op de hoek van de Eikstraat en de Sparrenstraat, en ik had een onbelemmerd uitzicht op de basisschool. Ik herinner me de eerste nachten dat ik daar sliep, opgewonden omdat ik voor het eerst op kamers woonde. Het duurde lang voordat ik in slaap viel, waardoor ik steevast werd gewekt door het kabaal. Schoolgaande kinderen kunnen een hoop herrie maken, wat mijn humeur niet verbeterde.

Maar na een tijdje was ik aan dit verschijnsel gewend en werd ik op zaterdagen soms wakker omdat ik het spektakel miste. Vooral op zwoele zomerochtenden, de ramen wijd geopend, lag ik vaak in een halfslaap met plezier te luisteren naar deze mengeling van kindergejoel en de gesprekken van de trotse ouders die onder mijn geopende vensters de dagelijkse roddels met elkaar uitwisselden. Om daarna tevreden weer in te slapen.

Hoewel het huis officieel aan de Sparrenstraat lag, voelde ik me hierdoor, net als overigens mijn huisgenoten, altijd veel meer betrokken bij de Eikstraat. We leefden mee met de moeders die hun ongehoorzame kinderen berispten, werden kwaad als een stel van de oudste kinderen de garagepoort weer teisterde met hun gevoetbal, en ruzieden met hen als we hun bal in beslag moesten nemen nadat ze deze voor de zoveelste keer in onze tuin hadden geschoten.

Ik ben inmiddels verhuisd en woon aan 'gene zijde van het spoor', zoals ze in de Eikstraat zeggen, in de buurt van het Besterdplein. Ook een gezellige buurt, een bruisende multiculturele enclave in het hart van Tilburg. Ik heb geen spijt van mijn verhuizing, maar zo nu en dan hoor ik in mijn dromen het gejoel van schoolgaande kinderen en voel ik een steek van verdriet. Als ik nu uit het raam kijk, is er in geen velden of wegen een basisschool te bekennen. Laat staan een watertoren.