Het
moet in de grootste tent op het grasveld zijn geweest dat ik voor het
eerst met het fenomeen literatuur in aanraking kwam. Een lange man met
een indrukwekkende, zwarte baard stond op een geïmproviseerd podium met
luide stem gedichten voor te dragen, waar ik niet zoveel van begreep.
Maar af te lezen aan de reacties van de omstanders, die zich in de
krappe tent verzameld hadden, waren ze erg grappig.
Iedere
zomer, als de eendjes uit de vijver naast de aanwezige bezoekers loom in
het gras achter de betonnen gebouwen lagen, werden door stichting TEST
op het grasveld achter de universiteitsgebouwen van de KUB de jaarlijkse
kunstoptocht en het bijbehorende festival gehouden. Een waardige
invulling van de leegte die het sluiten van de oude dierentuin had
achtergelaten. Vanaf het moment dat ik groot genoeg was om op eigen
benen te blijven staan, bezochten wij deze parade.
Lang
heb ik gedacht dat alle studenten (in mijn ogen toen nog verre, vreemde
wezens) er zo bijliepen als de kunstenaars-in-optocht: deze bewogen zich
voort in felgekleurde kleding, in door ijzerdraadconstructies
bijeengehouden omhulsels, met paars geverfd haar en geschminkte
gezichten. En dat het grote grasveld (voor deze gelegenheid met
circustenten, bier en mensen bezaaid) gewoonlijk bijna leeg was, op de
eenden na, wist ik ook niet.
Het
voelde altijd alsof je vreemd gebied betrad, wanneer je je met je fiets
vanuit de stad langs de universiteitsgebouwen een weg naar de ingang van
de Oude Warande baande. En zo voelde het ook om tijdens dat jaarlijkse
spektakel je door de gebouwen en op de grasvelden van de universiteit te
begeven. De universiteit leek een plaats te zijn die niet van deze
wereld was: een vreemde eend in de Tilburgse bijt.
Tien
jaar later kwam ik erachter dat studenten in Tilburg jammer genoeg ook
maar heel gewone mensen zijn, en in het dagelijks leven niet extravagant
en grandioos versierd over het KUB-terrein rondlopen. Maar eens te meer
blijkt dat de KUB een wereldje op zich is. Wanneer ik mijn medestudenten
vertel dat ik tussen het Tilburgse dialect ben opgegroeid, willen ze me
niet geloven. De buurt rondom hun studentenhuis heeft hen doen geloven
dat alle Tilburgers met badslippers, gouden kettingen en in korte broek
door het leven gaan. Of in ieder geval met een zwaar accent.
Van
de TEST-tijd is, wanneer je de campus rondkijkt, niet veel meer
terug te vinden; het lijkt alsof de oude tijden in rook zijn opgegaan.
Hoewel ik me wel eens afvraag, als ik rond etenstijd de mensa rondkijk,
of de vroegere aanwezigheid van een dierentuin zijn sporen niet heeft
nagelaten.