INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

Oude Markt - door Hilde de Bresser

 

Het is druk in het café: een vol café aan het begin van een natte zaterdagmiddag. Een man in kabeltrui bestelt koffie en zalmsnippers; de kassa ratelt; stemmen vermengen zich met het geluid van klinkende munten, het stapelen van koppen en schotels, terwijl aan de leestafel, zoals elke zaterdag weer, vuistdikke kranten doorgeworsteld moeten worden, omdat rituelen het leven nu eenmaal structuur geven. De jassen over de rugleuningen geuren naar natte hond. Buiten: verregende hoofden, paraplu's, en armen strak in jaszakken. Binnen, aan een tafel bij het raam: een man en zijn zoon. De man is gescheiden, de zoon een jaar of negen. De zoon, onderuitgezakt, een scheiding midden in het natgeplakte haar, ondersteunt zijn verveelde hoofd. De vader steekt nog maar een sigaret op. Hij gaat verzitten, slaat tegen de tafelrand en glimlacht wanneer hij de aandacht van zijn zoon heeft getrokken. De jongen trekt even zijn wenkbrauwen op en gaat dan verder met het verwijderen van een korstje op zijn vinger. Bij het zien van de tere, zachtroze huid die van onder het korstje te voorschijn komt, houdt de vader een moment zijn adem in, maar hij zegt niets. In de vitrine draaien taarten rond in slowmotion, aan belendende tafels wordt soep gelepeld en in tosti's gehapt; mensen komen binnen en wagen zich weer in de regen, terwijl de man van de koffie en de zalmsnippers uitroept dat een balpen nu bijzonder handig zou zijn. "Of anders!" zo zegt hij tegen de rug van de jongen die bedient, "een dikke stift!"

Aan de tafel bij het raam probeert een vader niet op zijn horloge te kijken: de zoon is bijna klaar met zijn vinger. De vader... waar denkt hij aan? Hij probeert het zich te herinneren, maar hij weet het niet meer... Plotseling begint hij zacht te zingen, uit het niets zingt hij mee met de muziek: "Surf city, here we come!" om daar even snel weer mee op te houden bij het zien van de blik in de ogen van zijn zoon. "Lekkere cola?" vraagt hij snel. Zal hij er nog een bestellen, zo'n lekkere cola? Misschien met een tosti erbij, een lekkere ham-kaas-tosti? De zoon heeft geen honger. Hij zegt het bijna verontschuldigend, alsof híj er ook niks aan kan doen, alsof hij best, om zijn vader te plezieren, trek in een tosti zou willen hebben, maar hij hééft nou eenmaal geen trek, niet in een tosti en niet in iets anders. En dat zou zijn vader toch moeten begrijpen, gezien de omstandigheden...

De vader trekt een klein, rood portemonneetje uit zijn broekzak. Het ding is kinderlijk, opzichtig en onhandig, maar hij kan zich er nog steeds niet toe zetten zijn fraaie, marineblauwe billfold weer in gebruik te nemen. De jongen ziet de portemonnee die hij al maanden kwijt is, zucht dan dieper dan ooit iemand een negenjarige heeft horen zuchten, en klemt zijn lippen op elkaar.

Een man wrijft zacht een vrouw onder over haar rug. De vader ziet het en ineens weet hij het weer... waar hij aan dacht... waar hij eigenlijk altijd aan denkt... Maar hij zal het de jongen niet vragen, hij zal zijn zoon niet uithoren. "Kom", zegt hij, "anders missen we het begin, en we moeten nog de hele Heuvelstraat door."