Het is nacht. Kickheldere nacht. Licht van
de lampen. Maakt de ochtend zacht. Het uur van de wolf. Gehuil op het
plein. Hand aan de kolf. Het hart vol venijn. Een pens met percenten.
Snuif in de kop. Leegstroom der tenten. Gram uit de krop. Wie zullen we
snijen? Geel, Groen of Blauw? Vannacht kan het lijen. Wie gaf daar een
douw?
Een grijze lul. Met een fiets ernaast.
Hé, ouwe zak. Bejje niet laat? Op zoek naar jonkies? Waarom zo
verbaasd? Binnen één seconde. Heb ik je graat. Shit, dat roestlijf.
Trapt zich vant plein. Zullen we rennen? In gevorkte tang. Laat toch
gaan. Hij is ons te klein. Daarginds staan wat Groenen. Voor een
ochtendzang.
Een dans palabre. Op de scherpe snee.
Groen is vuilig. Groen is stront. Zie ze balken. Dat stomme vee. Kom op,
steek ze. Onder de grond. Gieren en guilen. In de galmzaal. Drie bange
Melkerts. In hun glazen kooi. De eerste Groene. Krijgt al zijn haal. Zie
hem spuiten. Streep rooie zooi.
Eentje blijft liggen. De rest is
omhoog. Zijn nog niet klaar. Het begin is er net. Onder de lampen. In
een wijde boog. Worden de Groenen. Door Puma's geplet. Goh, wat lekker.
Zo lekker als seks. Hier kun je leven. Hier ben je sterk. Hier gaat het
flitsend. Hier gaat het flex. Twee snelle knippers. Van koning en kerk.
Geel is mode. Van een andere wijk. Met
drie teven. Voor de eerste stoot. Krijsen en janken. Bekken vol slijk.
Drie harde scheuren. De tieten op bloot. Bloed in de ogen. Raas over
ruis. Voeten en vuisten. Ruiken hun kans. Geel wordt vervlogen. Geel
wordt muis. Weer zijn we keizer. Vrees onze lans.
Daar zijn de Blauwen. Twee in de lucht.
Stokken getrokken. Smoelen op scheef. Nu gaan we lachen. Nu komt de
klucht. Het godganse zootje. Komt al op dreef. Groenen en Gelen. Zelfs
Zwarten erbij. Publiek staat te juichen. Een blaf tussendoor. Een Zwarte
vol spiedo. Grijpt zijn gerei. Blauwen die stuiven. Gal in de smoor.
De ochtend wordt langer. Het pleintje
loopt leeg. Nog één keertje rennen. Een laatste trap. Geen Blauw om te
jennen. Dus op naar het deeg. Staat daar een glasoog. Klaar voor een
klap. Kan ie zo krijgen. Links rechts heel rap. Gaan dan op huis aan.
Wie weet onderweg. Zien we een zak staan. Heeft ie mooi pech.
Feesten en beesten is ons bedoel.
Vooral met publiek bij voelen wij koel. Een blik vol wouten maakt alles
zwoel. Geeft ons dat ene speciale gevoel. Wij zijn de keizer, een keizer
met smoel. Heerst tijdens nachten, met 't pleintje als doel.
|