Frater
Petrus was hoofd van de Don Boscoschool aan de Spoordijk in Tilburg. De
school hoorde bij de Sacramentsparochie. Andere fraters die destijds
verbonden waren aan de school waren frater Florianus, frater Leonardo en
frater Wendelinus. De school bestaat nog steeds, maar heet nu Armhoefse
Akker(s).
Ook
op deze school waren niet-religieuzen werkzaam. Dat waren behalve
ondergetekende Wim Appels, Frans van den Nouweland, Ruud Dankers en Piet
van den Hout. Laatstgenoemde nam in februari 1958 afscheid van de
school. Hij vertrok met zijn vrouw naar Nieuw-Guinea om daar op een
missieschool te gaan werken.
Frater
Petrus uiterst links. Hij neemt afscheid van Piet van den Hout, die met
zijn vrouw vertrekt naar Nieuw-Guinea. Van links naar rechts: fr.
Petrus, Gerard de Croon, Frans van den Nouweland, mevr. Van den Hout,
fr. Florianus, Piet van den Hout,. Op de achtergrond fr. Leonardo en Wim
Appels.
De
Don Boscoschool was een school alleen voor jongens. Destijds waren er
geen bijzondere lagere scholen in Tilburg voor jongens en meisjes samen.
Pas in de jaren zestig en zeventig is daar verandering in gekomen, deels
om economische motieven, deels op pedagogische gronden.
Ik
proef nu in de publieke discussie een voorzichtig groeiende
herwaardering voor aparte jongens- en meisjesscholen. Merkwaardig in dit
verband is een uitspraak die ik in 1958 – 1959 hoorde van het hoofd
van de meisjesschool in de Sacramentsparochie. Dat was een religieuze ,
een kloosterzuster dus, die bij een bespreking van de samenwerking
tussen de beide parochiescholen terloops sprak over de toenemende
feminisatie van de samenleving. Dat vond ze beslist geen
aanbevelenswaardig proces. Zij voorzag de ontwikkelingen die zich
sindsdien inderdaad hebben voorgedaan:en die gekarakteriseerd kunnen
worden als de verdwijning van mannelijke leerkrachten in het
basisonderwijs en het groeiende gebrek aan mannelijke rolmodellen in de
gehele opvoeding.
Ik
vond dat destijds een opvallende uitspraak uit de mond van een vrouw die
bovendien - ondanks de verhullende werking van haar kloosterhabijt - een
knappe en aantrekkelijke verschijning was met een grote intelligentie.
Ik
maakte kennis met frater Petrus in augustus 1957 nadat ik van frater
Respicius namens het bestuur van de fraters een brief had gekregen
waarin stond dat mijn tijdelijke benoeming aan de school in de Trouwlaan
werd omgezet in een vaste benoeming aan de Don Boscoschool. ( zie
afbeelding) Van het kennismakingsgesprek in het fraterhuis aan de
Bosscheweg herinner ik me niet veel. Het was een vriendelijk gesprek
waarin bleek dat mijn toekomstige baas veel vertrouwen in me had. Hij
vond mijn overplaatsing van de Trouwlaan naar de
Sacramentsparochie een promotie want , zei hij: "De Don
Boscoschool is het paradepaardje van de fraters." Daar kan hij wel
eens gelijk in hebben gehad, want er was in Tilburg geen andere lagere
school die zoveel leerlingen leverde aan hbs en gymnasium als de Don
Boscoschool. Dat was ook niet zo vreemd want de school lag in de wijk
van het St. Elisabethziekenhuis en in die wijk woonden heel wat
artsen-specialisten, accountants, middenstanders, zelfstandige
ondernemers, procuratiehouders , directeuren en veel
geschoolde
vaklieden. Zij allen stuurden hun zonen naar de Don Boscoschool . Toch
was de school niet elitair. De fraters werkten vanuit een mentaliteit
die vooral gericht was op een goede opleiding voor iedereen. Er werd
beslist niet geselecteerd op afkomst of inkomensgroep van de ouders.
Ieder kind was welkom en kreeg de aandacht en zorg die het nodig had.
Mijn
klas op de Don Boscoschool in 1957
In
september 1957 begon ik aan de Don Boscoschool als onderwijzer van de
tweede klas. Ik vond de leerlingen erg klein en kinderlijk,
waarschijnlijk omdat ik gewend geraakt was aan vierdeklassers in de
Trouwlaan. Van de andere kant vond ik hun spontaniteit en levendigheid
heel prettig. Ik raakte steeds meer vertrouwd met hun leef- en
denkwereld. En als ik een verhaal vertelde hingen ze aan mijn lippen.
De
jongetjes leerden spelenderwijs en ondergingen zo een grote persoonlijke
ontwikkeling. Frater Petrus hielp me overigens uitstekend met het
inburgeringsproces. Hij had een scherpe intelligentie, een brede
interesse en een natuurlijk gezag. Ik had betrekkelijk veel contact met
hem. Twee of drie keer per week vergezelde hij me op de speelplaats
tijdens surveillancebeurten en daarbij passeerden allerlei vragen en
problemen de revue. Vaak offreerde hij me een sigaret uit een sjiek
blauwkartonnen doosje, ik meen van het merk King Louis. Met sinterklaas
kreeg ik van hem als cadeautje een aantal pakjes van dat merk. Op de Don
Boscoschool ben ik pas echt begonnen met roken. In militaire dienst
rookte ik namelijk nog niet. Ook in de klas staken we onbekommerd een
sigaret op. "Ha, Hunter, heerlijk hoesten", zei mijn collega
Wim Appels als ik een sigaret opstak van dat merk. Hijzelf rookte
meestal Arsenal, een kingsize sigaret met nog meer teer en nicotine. De
pakjes sigaretten uit die dagen waren aantrekkelijk om te zien en vast
te pakken: het blauwe zachte pakje Roxy, het wat brutalere rode
Lexington, de sjieke kartonnen doosjes van Golden Fiction, de goedkope
maar sportieve doosjes van Caballero. Roken was toen nog gezellig.
Frater
Petrus was een uitstekend organisator en hij leidde het team met ferme
maar vriendelijke hand. Bij hem was er elke maand op een woensdag een
schoolvergadering aan het eind van de ochtend.
Dat
gebeurde nooit op de derde woensdag van de maand dan hadden alle fraters
in Tilburg vanaf 10.30 uur "recollectie" . Als ik me goed
herinner moesten ze de rest van die dag doorbrengen in gebed en
meditatie om daardoor geestelijk bij te tanken.
De
vergadering mocht een beetje uitlopen want er was ’s middags toch geen
les. De onderwerpen varieerden van bijwonen van de kindermis tot het
aanschaffen van een rekenmethode. Er was veel aandacht voor
godsdienstonderwijs, maar de "leervakken" werden zeker zo
belangrijk gevonden. Als er toevallig een frater jarig was (geweest) ,
wilde frater Petrus de vergadering wel eens besluiten met een drankje.
Hij vroeg me dan of ik even bij een slijterij ( Van Bilsen?) op de
Bosscheweg – ongeveer tegenover de toenmalige Boerhaave-apotheek –
een fles vermouth wilde gaan halen op zijn kosten. Zo’n fles verdeeld
over een man of negen levert natuurlijk geen drankmisbruik op, maar
verhoogt wel de gezellige sfeer. Bij meer gelegenheden is me gebleken
dat fraters op het gebied van alcoholhoudende drank een voorkeur hadden
voor de wereld van Martini.
Andere
fraters op de Don Boscoschool :
Frater
Florianus. Hij was onderwijzer in klas 6a , denk ik. Hij was zo rond de
45 en een knappe verschijning met zijn donkere krullende haar en zijn
vriendelijke gezicht. Veel contact heb ik met hem niet gehad.
Frater
Xaverius was de klasseonderwijzer van klas 1. Hij was b.v.
verantwoordelijk voor de communievoorbereiding van zijn leerlingetjes.
Van hem kan ik me weinig meer herinneren dan dat hij heel jong was en
een heel vriendelijke, zachtmoedige uitstraling had.
Leerlingen
van de Don Boscoschool bij de trappen van de Citadel in Luik, juni 1958
Met
frater Leonardo daarentegen waren er meer contacten. Ik meen dat hij in
de combinatieklas 2-3 lesgaf en wij wisselden nogal eens ervaringen uit.
Hij was van mening dat mooi en verzorgd schrijven de basis vormde voor
studiesucces. Hij eiste - naar eigen zeggen - op dat punt 150% van zijn
leerlingen en het resultaat was dan ook bijzonder goed. Hij liet me wel
eens schriften zien waarin zijn leerlingen hun rekensommen of hun
taalopgaven hadden gemaakt en ik verbaasde me over het vormniveau van
het handschrift. Jongetjes van 8 of 9 jaar die zich een vormvast
handschrift hadden verworven onder de strakke maar bezielende leiding
van frater Leonardo. Hij was ook echt een ‘wapperende
togen"-frater die tijdens speelkwartieren en tijdens gymlessen op
de speelplaats graag actief meedeed. Hij had een wat luidruchtige sfeer
om zich en lachte graag.Hij was heel gezien bij de leerlingen.
Een
andere fratercollega was frater Wendelinus. Hij was iemand die zich heel
bescheiden opstelde . Hij maakte aanvankelijk op mij een enigszins
kleurloze indruk, maar daar heb ik me in vergist. Hij bleek een
creatieve fotograaf die in een eigen donkere kamer zijn foto’s
ontwikkelde en afdrukte . Bij allerlei gelegenheden maakte hij foto’s
en daar liet hij ook zijn collega’s van profiteren. Ik heb nog aardig
wat foto’s in mijn bezit die hij gemaakt heeft.
De
kerststal die frater Wendelinus voor mij maakte. Een van de leerlingen
mocht even een beeldje vasthouden voor de foto
En
ook op het gebied van handvaardigheid was hij een kei. Het was de
gewoonte dat iedere onderwijzer op school in de kersttijd in zijn klas
een kerststal bouwde en daar de beeldjes in plaatste die voor iedere
klas beschikbaar waren. Sommigen maakten prachtige grotten met veel mos
op de grond en planten in de vervaarlijk uitziende spleten. Ik kreeg ook
wat "grotpapier" tot mijn beschikking en ging dapper aan de
slag. Wat ik ook voor manoeuvres uithaalde, het resultaat leek nergens
op. Frater Wendelinus kwam belangstellend kijken naar mijn pogingen en
zag dat ik er niks van terecht zou brengen. Heel bescheiden bood hij aan
mij te helpen. Dat kwam er natuurlijk op neer dat ik vanaf dat moment
belangstellend toekeek hoe er in vrij korte tijd een prachtige
grottenstal tot stand kwam. Op de foto die de frater van de stal gemaakt
heeft, is te zien hoe een van mijn leerlingen een beeldje uit die
kerststal in zijn handen heeft. Wendelinus was iemand die me op een
bijna vaderlijke maar nauwelijks opvallende manier steunde bij mijn
eerste schreden op mijn weg door het onderwijzersleven. Hij is na zijn
tijd op de Don Boscoschool uiteindelijk in Udenhout terecht gekomen. Dat
ontdekte ik eind 2002 in een boek over het onderwijs in Udenhout.
Al
in het vroege voorjaar van 1958 vertelde frater Petrus me dat de fraters
zich geleidelijk uit het onderwijs in Tilburg gingen terugtrekken. De
congregatie van de fraters beschouwde de taak van de fraters in ons
eigen land als voltooid. Leken konden het onderwijs uitstekend
overnemen. In ontwikkelingslanden zouden de leden meer kunnen betekenen
voor de mensen dan hier, waar het emancipatieproces van de katholieken
met succes was afgesloten. Ik vond het beslist niet prettig te horen dat
ook de Don Boscoschool het vanaf september 1958 zonder fraters zou
moeten stellen. Voor mij vormde de aanwezigheid van fraters een soort
decor dat me door de vertrouwdheid ermee vertrouwen gaf in mijn eigen
kunnen en me een gevoel gaf van stabiliteit. Zou ik het ook zonder hen
redden?
Een
hoogtepunt in dat laatste jaar onder de fraters was de viering van het
25-jarig bestaan van de Sacramentsparochie. Bouwpastoor Van Oirschot was
nog steeds pastoor en hij had twee stevige assistenten in de personen
van kapelaan Gevers en kapelaan Hexspoor. Naar mijn gevoel waren die
twee kapelaans echter niet opgewassen tegen de robuuste persoonlijkheid
van de pastoor, die in de parochie dominant aanwezig was en die zijn
mening over ongewenst gedrag van zijn beminde gelovigen niet onder
stoelen of banken stak. Hij schrok er b.v. niet voor terug om vanachter
het altaar luidop commentaar te geven over de oneerbiedige wijze waarop
sommige parochianen naar de communiebank liepen. Alle drie kwamen ze
geregeld op school om katechismusles te geven. Zij zullen ongetwijfeld
de hand hebben gehad in het aandeel van de Don Boscoschool in het
jubileumprogramma . Voor dat programma hadden de fraters Albert van Hoek
benaderd, een schrijver die bij uitstek katholieke onderwerpen
behandelde. Hij was een broer van Luc van Hoek, een bekend beeldend
kunstenaar en glazenier. Van Hoek schreef voor de hoogste klassen een
toneelspel waarin de 7 sacramenten werden verbeeld. De laagste klassen
zouden een toneelstuk opvoeren waarin kabouters de hoofdrol speelden. In
april 1958 werd het feest gevierd met een H. Mis en daarna de opvoering
van de toneelstukken voor ouders en genodigden. Vooral de spelers zullen
ervan hebben genoten, de toeschouwers wat minder, denk ik.. Met name het
spel over de sacramenten ontbeerde actie en spanning, zodat de
toeschouwers naar mijn mening beleefd zaten te wachten tot het was
afgelopen. Ondertussen bezaten zij als echte gelovigen hun ziel in
lijdzaamheid. De nazit was echter heel gezellig. Dat gebeurde in de
docentenkamer van de school en schrijver Albert van Hoek bleek daar een
heel gezellig mens die wel een glaasje lustte. Ook kapelaan Hexspoor was
er aanwezig en hij bleek iemand met wie je heel ontspannen over van
alles en nog wat kon zitten praten. In dat laatste jaar bezorgden de
fraters de leerlingen van de hoogste klassen nog een bijzondere dag. Op
26 juni 1958 gingen ze op schoolreis naar de Ardennen. Frater
Wendelinus, vermoed ik, ontwierp het programma en zorgde meteen voor een
duidelijke routekaart voor iedereen. De tocht ging naar St. Truiden,
Luik en Coo en hij werd een groot succes. De leerlingen waren uitgelaten
en vrolijk maar op een gedisciplineerde manier. De fraters hadden zoals
altijd de expeditie perfect onder controle.
Picknick
langs de weg in omgeving van Roche Bayard in de Ardennen. Foto gemaakt
tijdens de tocht naar België die door pastoor van Oirschot aan het team
werd aangeboden als afscheidsgebaar. Uiterst rechts fr. Xaverius, naast
hem frater Petrus
Pastoor
van Oirschot liet merken dat hij het vertrek van de fraters moeilijk kon
accepteren. Zij waren immers zijn trouwe bondgenoten in de katechesatie
van de jeugd. Niettemin bezorgde hij de fraters samen met de
lekenonderwijzers van de Don Boscoschool een fantastische afscheidsdag
met een uitstapje naar België ( Abdij van Averbode, Citadel van Dinant)
en een etentje in Kasteel Neercanne.
In
juli 1958 namen de fraters afscheid van de Don Boscoschool. Voortaan zou
de Don Boscoschool een lekenschool zijn, dus een school zonder
religieuzen als leerkrachten. De leiding werd overgenomen door de heer
Frits Broné, die door pastoor Van Oirschot samen met nog een lid van
het schoolbestuur persoonlijk was opgespoord in het dorpje Westerhoven
in de Kempen. De heer Broné was daar hoofd van een veel kleinere
school. Op zijn schouders rustte vanaf 1 september 1958 de
verantwoordelijkheid voor een school die een grote naam had in het lager
onderwijs in Tilburg.
In
de jaren daarna verlieten de fraters ook alle andere fraterscholen in
Tilburg. Het tijdperk van de fraters was voorbij, maar zolang hun
oud-leerlingen nog leven, blijven ze nadrukkelijk aanwezig in de
herinneringen van velen. En in mijn geval betreft dat voornamelijk
positieve herinneringen die vergezeld gaan van een gevoel van
dankbaarheid voor hun gunstige invloed op mijn leven en loopbaan. |