De scholen
in Tilburg waren in de oorlog gevorderd door de Duitsers en slechts
met veel moeite slaagden de fraters erin enkele ochtenden of
middagen per week lessen te laten doorgaan in fabrieksmagazijnen of
opslagplaatsen. Na de bevrijding legden geallieerde soldaten beslag
op de schoolgebouwen. Ik heb in 1944 en 1945 maar heel weinig dagen
les gehad.
Op 20 juni
1944 was mijn broer Frans geboren. Bij de bevrijding van Tilburg was
die dus 4 maanden oud. Ons moeder had het erg zwaar met haar gezin
met 6 kinderen en het zou al een hele verlichting betekenen als een
of meer van haar kinderen tijdelijk bij familie kon zijn. Voor mij
betekende dat een verblijf bij ome Piet en tante An van Gorkum in
Liempde. Op de dag na sinterklaas, 7 december 1944, bracht onze pa
mij achterop de fiets naar Liempde, Vendelstraat 6c. Ik was 9. Ik
vermoed dat hij in een tas wat kleren meegenomen heeft, maar dat
herinner ik me niet. Ik weet wel dat ik met sinterklaas een
kerkboekje had gekregen en een reep chocola en deze twee schatten
voerde ik met me mee naar het nieuwe adres waar ik de komende drie
maanden zou wonen.
Oom Piet was bij de
huzaren die op 10 mei 1940 op de Grebbeberg hebben gevochten. Op
deze foto uit najaar 1939 - tijdens de algehele mobilisatie -
zit hij in onze tuin met mijn broertje Piet en mij. |
Oom Piet en
tante An hadden toen nog geen kinderen. Ze woonden in een oude
boerderij die er nu nog steeds staat maar tot monument is verklaard
en in andere handen is overgegaan. Het vertrek waar oom en tante
meestal zaten was een kamer waar alleen door een bovenlicht wat
daglicht naar binnen viel. Ik vond het er donker en somber. Veel
vertier was er niet voor een jongetje dat vooral graag las en en dan
over het gelezene graag ging zitten fantaseren. Toch waren oom en
tante allebei erg zorgzaam en aardig voor me.
Aan de
overkant van de straat stond ook een oude boerderij. Als ik me niet
vergis heette de familie die daar woonde Verharen. Bij hen in huis
was een Rotterdams jongetje van mijn leeftijd. Door de
oorlogsomstandigheden was er ruime tijd geen mogelijkheid meer
geweest om hem naar zijn ouders te laten terugkeren. Hij heette Piet
Ronteltap. Hij was actief en ondernemend en hij probeerde van mij
ook zo’n jongen te maken. Tot zekere hoogte slaagde hij daarin.
Met zijn tweeën trokken we eropuit in de velden en de weilanden van
Liempde. We kregen wel de waarschuwing mee om af te blijven van
alles wat maar op oorlogsmateriaal leek. Geregeld trapten er in die
tijd mensen op mijnen of raakten zwaar gewond door ontploffingen van
|
bommen of granaten die men wilde demonteren met hamer en nijptang.
Ik had klompen aan en sloffen gemaakt van parachutestof . Die werden
meteen nat en voelden daarna nooit meer droog aan. Ontelbaar veel
slootjes hebben we "gesprongen" en we hebben uren gespeeld
met de kinderen uit de buurt. Na april 1945 heb ik Piet Ronteltap
nooit meer gezien, terwijl hij toch drie maanden mijn speelkameraad
is geweest.
Ik sliep in
een zijkamer van de boerderij. Op de deur stond in sierlijke
geverfde letters de naam van de vorige gebruiker, een kunstschilder.
Ik meen Cor Wortel. Ik deelde het tweepersoonsbed met een oude man,
Stuart geheten, die als evacué uit de Betuwe een plekje had
gevonden bij mijn oom en tante. Het was een rustige man die graag
een handje meehielp op de boerderij. Hij zal voor in de zeventig
zijn geweest. Op een dag stond ik bij hem in de moestuin waar hij de
grond aan het harken was. Er klonk een luide explosie. Stuart smeet
de hark weg en dook boven op mij om me te beschermen tegen eventuele
scherven. Gelukkig gebeurde er verder niks. Hij legde me toen wel
uit dat je bij explosies zo laag mogelijk op je knieën op de grond
moet gaan liggen, maar dat je dan ruimte moet laten voor de
luchtdruk. "Je buik van de grond af en je benen spreiden",
leerde hij me.
Op een goeie
dag kwamen de dorsers. Een hele ploeg mannen kwam met een grote
dorsmachine om de voorraad rogge te dorsen. Dat was een vrolijke
levendige dag.
’s Middags
zaten we met zijn allen aan tafel om aardappels met spek te eten.
Een aardige sterke jonge boer maakte grapjes met me. Hij had een
opgewekt gezicht en hij lachte graag. De dag na het dorsen hoorden
we in de verte weer een explosie, erg hard maar niet opvallender dan
andere explosies die we al eerder gehoord hadden. Toch was dit de
explosie die een eind maakte aan het leven van die jonge vrolijke
boer die ik de dag ervoor nog grapjes had horen maken. Hij was op
een mijn getrapt. Toen ik oom Piet dat nieuws hoorde vertellen was
ik danig onder de indruk.
Soldaten
achter het front en naar het front
In december
1944 waren er heel wat Canadese soldaten ingekwartierd in de
boerderij. De schuur bood aan een half peloton slaapgelegenheid.
Mijn oom had meteen goede contacten met de soldaten. Ze waren graag
bereid op zijn voorstellen in te gaan om tot een ruilhandel te
komen. Hij had eieren en zij hadden sigaretten: Op ronde
cilindervormige doosjes stond als ik me goed herinner: Sweet
Caporal, Navy Cut . Oom Piet heeft met deze handel goeie zaken
gedaan.
Ik mocht
niet in de schuur komen waar de soldaten sliepen. Ook op andere
plaatsen waar soldaten hun kwartier hadden gemaakt, werden mijn
vriendje Piet en ik weggejaagd als we te dicht in de buurt kwamen
van hun benzinevuurtjes. Die maakten ze door in kuiltjes in het zand
benzine te gieten en er dan de vlam in te steken. In hun messtins op
een geïmproviseerd roostertje bakten ze eieren of kookten ze
theewater. We wilden graag in de buurt zijn om chocolade los te
krijgen of om fijn witbrood op de kop te tikken. In de buurt van een
grote tank in het centrum van Liempde ( Keefheuvel) zijn we een keer
verjaagd door een Canadees die heel hard tegen ons schreeuwde: Fok
of. Later begreep ik dat je dat moet spellen als Fuck off
en dat er Sodemieter op mee bedoeld wordt. Als een peloton
even ergens halt gehouden had voor een rookpauze lagen er na hun
vertrek tientallen peuken op de grond. Ik verzamelde die ijverig
voor mijn tante An. Die rookte graag en zij kon met een vloeitje en
enkele peuken gemakkelijk een nieuwe sigaret maken. Later heb ik
gehoord dat de rookwaar die je op deze manier verzamelde bukshag
genoemd werd. Je hoefde je immers alleen te bukken en peuken op te
rapen.
De soldaten
bleven niet lang. Het Ardennenofensief was in volle gang en de
troepen die even rust hadden gehad in het gebied in en om Liempde
moesten erheen.
Uit Olland
waren mijn tante An en tante Sjaan naar Liempde gekomen om kerstmis
1944 te vieren bij hun broer Piet en schoonzus An. Met die tantes
ging ik in de ijskoude, heldere kerstnacht van 1944 naar de nachtmis
in de kerk in Liempde. Ik hoorde dat ze onderweg met grote zorg
praatten over het lot van de jonge mannen die zij de afgelopen weken
hadden leren kennen en waarderen. Volgens mij was er ook
verliefdheid in het spel, zeker bij mijn tante Sjaan die toen 21 was
en een woordenboekje Nederlands-Engels bij zich had. Tante An was 19
en ook zij was volgens mij niet ongevoelig voor de charmes van de
geüniformeerde bevrijders. Helaas voor hen hebben ze van de
betreffende soldaten later niks meer gehoord. Trouwens, de liefde
zal ook nog wel niet diep gezeten hebben want de tijd daarvoor was
te kort. In de nachtmis vroeg de pastoor om extra te bidden voor
onze bevrijders die nu weer bezig waren aan een gevaarlijke operatie
in de Ardennen.
Op de step,
op de step
Begin maart
1945 kwam onze pa me ophalen in Liempde. Mijn " vakantie "
was voorbij. In had in al die tijd geen schoollokaal van binnen
gezien. Pa had een step met luchtbanden bij zich, met een soort
bagagedragertje boven het achterwiel. Dat was een geweldige aanwinst
voor ons gezin, vond ik en ik was blij dat ik hem mocht gebruiken.
Pa vond dat ik daarop wel naar Tilburg kon steppen, zeker als hij me
af en toe zou duwen. Ik vond het idee wel leuk, maar dat steptochtje
viel me toch flink tegen. Oom Piet fietste ook mee en beurtelings
duwde hij en mijn vader me als ik klaagde over zere slaaphanden en
moeie voeten. Ik kan bij het opschrijven van deze herinnering
nauwelijks geloven dat een jongetje van 9 zo’n tocht van zo’n 25
km op de step aan kon, maar ik ben toch thuisgekomen. Daar was ik
trouwens de ontberingen gauw vergeten want ik voelde me weer
opgenomen in een veilig nest met pa en moeder en mijn vijf jongere
broertjes.
Het was een
mooie tijd daar in Liempde en mijn oom en tante hadden uitstekend
voor me gezorgd - ik was flink aangesterkt - maar er ging toch niks
boven thuis.