Haar naam
is als een liedje. Alles wat u zich bij de muziek voorstelt zit
erop en eraan. Aan Isabelle.
Zij heeft
een zoet toetje, dat door de makers van MONA zonder overtuigend
succes is gekopieerd. Haar haren zijn schouderlang en blond, ze is
net een elfje met licht blozende wangen.
Haar boze
blauwe ogen glinsteren zoals haar forse oorringen bij iedere
beweging van haar hoofdje.
Ik schat
Isabelle een jaar of dertien, veertien?
Haar naam
betekent: ik zweer bij God… d i e z i j d a n o o k v o l
v u u r b e z w e e r t…
Want als
Isabelle haar lieve snuitje opent, doet u dan rustig vooral een
stap opzij – alvorens u zich direct perplex aan de grond
vastgenageld voelt.
Isabelles
mondje namelijk, wordt dan een beerputje met een wijd opengesperd
dekseltje waaraan de kwalijke dampen langs de twee gave rijen
parelwitte kleine tandjes ontsnappen.Isabelle weet meer variaties
op alle drie letter schutting woorden, dan ik wáár dan ook ooit
heb gehoord. Met meer letters heeft zij trouwens ook geen énkele
moeite. Ze plaatst ze zonder dat zij haar tong erover breekt
vlotjes achter elkaar. Zij is verbaal creatief, dat moet gezegd.
Ze gebruikt haar beperkte woordenschat met een fantasie die mij
verbaast en verontrust. Behalve vuilspuiterij, leent ze haar
lippen voor het speeksel en fluimen spuwen in mijn richting. Als
Isabelle ziet dat het door haar beoogde effect uitblijft, gaat zij
over tot: Plan Twee. Zij kan makkelijk een stapje verder. Isabelle
heeft zich namelijk omringd door een hele groep Isabellen en
Isidorussen. Vijftien agressieve pubers. En daarom durft zij
zoveel. Zij sprint met haar fiets richting heg, pontificaal over
mijn spreekwoordelijke grens, waar zij door knakkende takken wordt
opgevangen.
Isabelle
heeft nu een duidelijk probleem, maar kan hard fietsen.
Isabelle
is een heldin uit een groep, die louter uit zogenaamde echte
helden bestaat. Helden die de weerloze dieren in het nabije park
molesteren. Zij zijn de helden die kleine vernielingen als een
breed spoor achter zich laten. Zij zijn de helden die een gezin
het leven zeer efficiënt zuur kunnen maken. Zij zijn het soort
helden die de hondenstront als goed geplaatste projectielen tegen
het raam omhoog gooien. Hun heldhaftige optreden drijft als een
vieze olievlek door mijn straat en in mijn tuin, al heel snel in
de richting van mijn goede Marokkaanse buren. En zo wordt
Isabelles probleem, definitief het mijne. Dácht Isabelle…
Helaas
voor Isabelle, heb ik andere aantrekkelijkere bezigheden in het
leven. Alle Isabellen en Isidorussen zijn langs de zijlijn van
harte welkom, maar mijn wereld draait niet om die van hen. Nu
treft het bijzonder ellendig, dat de hele groep veel en veel
harder kan fietsen, dan ik kan hardlopen. De communicatie
verandert daardoor in een soort kat & muisspel, waar ik al
snel genoeg van krijg. Het heldendom sublimeert namelijk razend
snel tot een plasje lauwe pap en kiest de groep steeds het
hazenpad. Om daarna onvermoeibaar strijdvaardig terug te keren. Ik
moet iets vinden waardoor Isabelle blijft staan, én een weg
vinden die toegang biedt tot een soort van (wederzijds?) respect.
Zo niet voor mij persoonlijk, dan wel aan mijn maatschappelijke
grenzen.
’s
Nachts breek ik daar mijn hoofd over. Ik laat mij door geen enkele
Isabelle of Isidoor opsluiten in mijn eigen huis en ben niet van
plan me nog langer te laten terroriseren in mijn woonomgeving.
Twee dagen, is precies twee zonnige dagen te veel. Alsof dat
verschuilen in het eigen huis trouwens ook maar iets oplost:
buiten draait de hele kermis op volle toeren door. Als dit zo
doorgaat hebben we straks: lege tuinen, lege stoepen, een leeg
park voor de deur en bleke gezichten, en kan Isabelle met haar
gevolg zichzelf tot de koningin van de wijk uitroepen. Dat doet
Isabelle dan maar thuis, in haar eigen straat aan de andere kant
van het dorp. Ik heb aan Beatrix al meer dan genoeg koningin, zo
ware helpe mij God almachtig.
De
volgende ochtend maak ik contact met een beleidsmedewerker van de
kleine gemeente waarin ik woon. Tevens vraag ik het nummer van de
jongerenwerker en spreek haar bandje in. De vorige avond heb ik
via een e-mail naar de wijkagent (www.wijkagent.nl) mijn klacht
omschreven. Ik merk, als de beleidsmedewerker Openbare Orde mij
terugbelt, dat de boodschap duidelijk is overgekomen. Alle
medewerking wordt me toegezegd.
Tot vroeg
in de doordeweekse avond blijft het rustig. Gedurende het
paasweekend hadden alle I&I’s namelijk meer tijd en aandacht
voor hun ‘hobby’. Om half zeven: ja hoor, daar zijn ze
weer. Zo voorspelbaar dat je de klok er al bijna op gelijk zou
kunnen zetten. Ik houd mijn adem niet in, maar wacht gelaten de
nieuwe acties af. Daar gaan we weer, van voor af aan – schelden,
roepen, poep gooien, heg inrijden, rammelen aan de voordeur. Dan
toch maar even de politie bellen, voor Belle en haar Beesten…
De sterke
armen van de wet, weten met hun uitstraling - na enig vasthoudend
aandringen - de juiste snaren te vinden. De namen en adressen van
het grootste gedeelte van de groep wordt genoteerd. Enkelen van
hen weten diep in zichzelf nog zoveel beschaving te vinden, dat ze
mij de nerveuze klamme hand reiken en hun verontschuldigingen
uitstamelen met schrille kinderstemmen. Voor wat het waard is…,
ik laat de slingers nog maar even in de doos. Ik gun hun het
voordeel van de twijfel. Akkoord. Verder gaan we nu maar niet
gezellig doen jongens, ik heb andere dingen te doen – blij dat
hier een streep onder staat en fiets nu maar gauw naar huis…
"Vooral
BELLEN," zegt de agent als ik hem de hand schud, "als
er wéér iets is – BELLEN! Dat is het beste wat u kunt doen,
blijf ons BELLEN!"
De man zou