e
eerste blik op het handige kookkampeersetje had een waarschuwing
moeten zijn. Het poppenspul zit als Báboesjka vrouwtjes in elkaar
geschoven. Een pan, twee pannen, een heleboel pannetjes en een
heus waterketeltje waarin een eierdopje water gekookt kan worden.
Met twee levensgevaarlijke grijpertjes. Van aluminium. Geleidt de
warmte direct. Minder gasverbruik en alles brandt er zo heerlijk in.
Fijn als u
op de camping staat, waar u in het gunstigste geval onder een lauw
straaltje moet afwassen. Afbikken. Let wel op dat u geen
concurrentie heeft van meerdere ‘afwassers’ want dan valt de
waterdruk helemaal weg.
Ik heb
mijn bekomst van kamperen.
Ik wil
niet meer.
Ik wil
niet meer met zeventig man op de plee, in de rij staan voor de
douche – met muntjes, zonder muntjes en na tien uur ‘s avonds
alleen ijskoud water.
Ik wil
geen volgekotst toilet meer vinden om half drie ’s nachts. Op
een ander tijdstip van de dag trouwens ook niet.
Ik wil
niet eerst uit het afvoerputje van de ergonomisch misplaatste
afwasbak, de koude gestolde pastamaaltijd van dat leuke Vlaamse
gezin van hierachter moeten schrapen. Aan het zeefje is duidelijk
af te lezen dat de maaltijd niet net zo goed gesmaakt heeft als
thuis. En niet alleen aan het zeefje trouwens…
Ik wil
niet meer in het ‘luxe’ zwembad van de camping, waar in drie
talen zoveel verboden aan de muur hangen dat ik me afvraag, of het
nog wel de bedoeling is dat iemand zich überhaupt in dit water
begeeft. Heren, mogen hier alleen zwemmen in een ouderwets
degelijke zwembroek. "Vanuit hygiënisch oogpunt" staat
er. Wie het snapt, mag het mij uitleggen. Voor ons is dat een
probleem, al mijn mannen zwemmen in shorts. Onze jongste poedelt
daarom in zijn Mickey Mouse onderbroek, die op een afstandje het
meest lijkt op de voorgeschreven kledij. De andere twee overwinnen
hun gêne en duiken in iets schoons en soortgelijks, zonder
Disneyfratsen, in het gechloorde water. De liefste heeft gelukkig
ook nog zijn ouderwets sexy Badehose’ ingepakt, maar principieel
is hij tegen w.c.eend – dus zwemt hij niet . Na vier dagen
trekken wij verder naar een stek met minder sterallures.
Om te
zwemmen hadden we dat zwembad helemaal niet nodig. Van de twintig
dagen Normandië en Bretagne, waren er vijftien zo nat, daar kan
geen zwembadje tegenop. Het voordeel van dit vallend natuurwater
was, dat we in ieder geval aan mochten trekken wat we wilden. We
wilden wel meer aantrekken, maar dat kon niet. Dat was allemaal al
nat, of vochtig, of klam. Omdat de schimmellucht niet meer te
harden is, en de tent van de jongens tijdens een stortbui is
ondergelopen, gaat alles nog gauw in de wasmachine van de dure
camping. Ze hebben namelijk ook een dure droger, waar zó een week
stageld in verdwijnt. Het optimistisch tussen twee bomen gespannen
drooglijntje, laten we achter. En alle schoenen drogen we in de
auto, als we rijden. Als we rijden…
De liefste
heeft namelijk een voorkeur om te reizen in de oeroude Franse
Dame, La D.S. Zij dwingt ons in het begin van de vakantie, ter
hoogte van Antwerpen, al retour. Zij ‘tikt’. Als de eigen
specialist thuis de volgende dag een geruststellende prognose
geeft, gaan wij opnieuw ‘en route’. Ze tikt nog steeds de weg
weg. Zij staat zeshonderd kilometer van huis en begint vervaarlijk
te lekken. Als in een sprookje kan iedereen ons volgen langs het
veelgekleurde spoor dat wij achterlaten. Wij consulteren een arts
‘in den vreemde’, met een wachtlijst van drie dagen. Het wordt
uiteindelijk een bypass waar zij zienderogen van opknapt. Ze heeft
het, weer eens, gered.
En avant!
Honderden kilometers lang proberen wij het grauwe grijs te
ontvluchten en verwachten na iedere heuvelrug en bergtop het
zonlicht aan den einder. Dat impressionisten in deze contreien
wonderen konden verrichten met waterverf, hoeft u mij niet meer in
te wrijven.
Dat La
Vieille op de definitieve terugweg het erg heet krijgt, is niet
alleen te danken aan een van haar opvliegers maar veel eerder aan
de nog oudere ‘hut’, die zij onwillig achter zich aan ‘sleurt’.
Na al die
dagen regen en wind, en jawel - vier hele dagen zon - werkt
de temperatuur zich eindelijk tot een absoluut hoogtepunt. Haar
banden plakken vast aan het smeltende asfalt en wij kleven klam
zwetend en snotverkouden aan de bekleding van het interieur.
Wij lezen
thuis in de boekjes na waar we geweest zijn. Het was er mooi.
Natuurlijk hebben we veel gelachen want een mens moet toch iéts?
Maar ik ben bekaf en echt dringend aan géén vakantie toe. Het
oude caravannetje krijgt zijn laatste rustplaats op de sloop en de
zegen na. De oude Dame revalideert in onze garage. We gaan gewoon
weer lekker aan het werk terwijl de tent van de kinderen
droogwappert.
Ik hoor
net op de televisie dat ‘het weer mede mogelijk gemaakt wordt
door: een vochtvreter’ – dat verklaart veel, verdacht veel….