Regelmatig
bezoek ik in het dorp waar ik woon de ‘Grote Meisjes-winkel’,
zo noem ik dat.
Ik
vind het vriendelijker klinken als Big-sizes, Oversized, XXL of
zoiets. Waarom raken couturiers toch hopeloos verstrikt in hun
eigen creaties, als ze toegepast moeten worden op
niet-helemaal-anorexia types? Ook in de confectie? Zo te zien zijn
de dames om ons heen toch echt heel wat meer mens, als de zichzelf
mager hongerende tieners die we, gehuld in een tochtige zakdoek,
over de catwalk zien struikelen.
Maar
goed; als ik bescheiden voor mezelf mag spreken, heb ik rondingen
op plaatsen waar geen coupenaad zit. En waar de coupe wel zit, heb
ik weer veel te weinig vulling. Ik kan met zo’n zakdoek niets
doen, da’s duidelijk.
Wij,
brede vrouwen - die wat gecompliceerder geproportioneerd zijn --
willen heel graag praktische, draagbare en leuke kleding, die we
ook nog eens zelf kunnen wassen.
Zo’n
winkel is dan een Walhalla. Zelfs de verkoopsters zijn hier een
maat groter met een rimpel meer en de snoeppot staat er
uitnodigend op de toonbank. Dat spreekt me meer aan dan kopen bij
een spijkerdunne strakke juf die denkt dat je kleding koopt om
jezelf in te verstoppen. Want ook grote meisjes willen best gezien
worden. We hebben allerminst behoefte aan slank afkledende designs
en het benadrukken van onze lengte, in plaats van onze breedte.
Omdat we gewoonweg een beetje vierkant zijn. Dat valt niet
te ontkennen. Als de lengte benadrukt wordt, sta je met je platte
schoenen helemaal voor schut. Wat een spijkerdunne dame ook zegt,
u bent zelf ook niet blind voor uw spiegelbeeld. Wanneer u er
zelfs pumps bij gaat fantaseren, terwijl u uw buik en adem
inhoudt, ziet u er uit als een plaatje. Maar plaatjes bewegen
niet, dat weten we allemaal. Pfffffff, hèhè…, daar gaan we
niet voor.
Helaas
gaat deze winkel dicht, weg, houdt op. Het is
opheffingsuitverkoop.
Vrouwen,
in alle maten, zijn altijd gevoelig voor deze markttechniek. We
snuffelen in rekken waar we anders nooit in snuffelen en kijken in
prijsklassen waar we normaliter niet eens in durven pinnen.
Heerlijk! Ik verkeer in goed gezelschap. Dames met ook een wat
langere levenservaring pluizen de afdeling nachtkleding en
lingerie na. Hier hangen prachtige zijden robes. Frutselige
glanzende niemendalletjes in een maat waardoor men hier van wel
een heel wijds niemendal kan spreken.
De
mevrouw naast me houdt een beeldschoon maagdelijk wit negligé
omhoog. Met een fijn kanten bovenpas en dunne spaghettibandjes en
een soepele zacht zijden rok. Ik zeg haar dat ik het prachtig
vind, alleen: wanneer moet je zo’n dingetje nou aan? Niet
begrijpend bekijkt ze mijn gezicht. Ik biecht haar op, dat ik het
zo koud zou hebben in zo’n niets verhullend geval. Dat ik meer
het type ben van niets of alles – ik draag ’s winters bij
voorkeur mijn oude T-shirts af, als ik onder het dekbed kruip. En
daar mag dan rustig nog een lekkere warme lap bovenop!
De
oudere dames om me heen werpen elkaar een blik van onderlinge
verstandhouding toe en verzekeren mij dat, na vijfentwintig jaar
het bed delen met één-en-dezelfde man, je er gerust eens uit mag
zien als ‘het snoepje van de week’.
Dan
ben ik een broekie, zeg ik, de liefste en ik hebben er nèt
dertien jaar opzitten – daar kan hij dan dus nog wel even op
wachten. Bovendien zou de schat het van dit prijskaartje alleen al
heel erg warm krijgen, ondanks de veertig procent korting.
Zijn
‘snoepje van de week’ koopt twee degelijke truien.
Maar
lieverds, die kunnen altijd nog uit… |