November
Ik
geef je in november een moeras
onder
de koudste plak van de planeten,
met
rampspoed die je nooit meer zult vergeten:
razende honger en geen cent in kas,
kliedernat
hout voor toortslicht eerste klas,
kweeappels en kastanjes, niet te vreten,
nooit
eens iets goeds om lekker van te eten,
en heel de troep constant in zak en as.
Blubber
en drek, nergens een warmend vuur
dan in de strohut van een heremiet,
op
twintig mijl de meest nabije buur,
geen
wijn en vlees, alleen maar slijk en riet,
en een stom zootje dat zich uur na uur
bescheurt als ’t jullie in de ellende ziet.