EPICURISCH
lekker zeg
je tegen de zon
en dat
betekent dankjewel
fijn dat het
regent zeg je tegen
de wolken
namens de tuin
zaliger te
geven dan te krijgen
maar wat zou
je geven
aan de zon
en de wolken
zalig zeg je
tegen het bilstuk
van de koe
de gulle saint
émilion die
je door vrienden
wordt
geschonken zaliger
te geven ja
maar mieters
dankjewel te
mogen zeggen
BOODSCHAP
op het
terras hollen drie
vier speelse
blaadjes in een
kringetje
achter elkaar
je zou
zeggen dat ze'r heus iets
mee bedoelen
maar 't is niets
ze liggen
alweer stil
gewone
beukeblaren bruin en
afgevallen
van de bijna
naakte boom
de grote
hoop ligt op het gras
roerloos
zoals het hoort
en de mist
houdt
ernstig als een god
en even kil
zijn vlerken
boven alles
uitgespreid
wachten ja
wacht maar
er moet iets
komen
zeggen de
stoelen op het terras
de blaadjes
ze worden
er weer
nerveus van
ze ritselen
ze willen wel
maar nee ze
liggen alweer stil
wachten
't is zeker
nog geen tijd
VERDURE
de kruin van
de oude beuk
is wel een
woud apart
met stammen
en bosschages
zondaalders
schaduwplekken
met duizend
slingerpaden
houtduiven
koeren en
koeren maar
en spreken af
er eeuwig in
te wonen
driedimensionaal
CYCLUS
zijn zoals
de bomen bars
en roerloos
in de nacht
maar door de
sluier van de
morgen heen
openbreken met
een
onverwachte klank
heel de
godsganse dag
neuriënd
wiegelen in de zon
en als het
avond wordt
alles laten
vallen
inkeren tot
een nacht van
naakte
ingetogenheid
ALS
VROEGER
hollebolle
wolken daarboven
precies als
vroeger logge boten
zeilen op
een blauwe zee
je moet wel
onbevangen
kunnen
kijken ogen vol licht
precies als
vroeger vol
van
onvergankelijkheid
gewoon
aanvaarden
zeilen
rafelen uiteen
groteske
boten on-
herroepelijk
vergaan op
klaarlichte
dag
MINIZON
de knoop lag
op het tegelpad
te blinken
minieme zon
die
luidkeels lachte naar
zijn moeder
dertien
broers nog zaten aan
de hippe
maxi-jas hij was
hun
blinkende namen al
ver geten
komt over de
straat het kind
gegaan dat
hem een fonkel-
nieuwe
identiteit zal geven
so sorry
mooie knoop ik ben
dat kind nog
niet
ARCADIA
laaiende
brem
een
steenhoop schapen
geen
herderinnen die
zich willig
laten strelen
niet voor
zijn tijd
wordt de
cypres gekapt
het brood is
hard
de dorsvloer
klinkt niet meer
van fluit en
zang
BUS
NAAR BOVEN
hoog op de
rots aphaia
boven en
onder blauwe zee
oud bruin
maar weldra
zal zij jong
en grijs
gaan zingen
in de wind
driemaal
bekruisen want
je kunt
nooit weten wat
zij in haar
grilligheid
verzint
alleen de
pope staat
met wetend
oog boven
geloof
DE
KLEINE VOGEL
wat zou hij
denken
de kleine
vogel die daar
midden op
het grasveld zit
och niets
hij heeft zoveel
te doen en
trouwens
vogels
denken niet poëten
zijn het
flierefluiters
die pronken
met een rode keel
maar toch de
kleine vogel
verloren op
het grasveld hij
verstaat
zijn wereld feilloos
pikt hij
naar onzichtbaarheden
en alert
steeds voor gevaren
die niemand
kent vergeet
hij niet om
telkens
vlug te
kijken in
de glazen
koepel vol
arglistig
blinkend licht
daarboven
staat een veel
te vroege
zon en die is zeker
helemaal
alleen voor hem
hij is het
kosmisch middelpunt
van een
gestolde wereld
wat zou hij
denken
de kleine
vogel och
hij weet
niet eens hoe god-
verloren
eenzaam hij daar
midden op
het grasveld zit
LOS
PATROON
stilte
luistert naar het tikken
is niet het
einde anders
dan het
begin
er hangen
heel wat
draden los
en
't
grondpatroon is aardig in
de soep
geraakt
de regen
buiten
weet ook
niet beter en de ruit
zit idioot
te haspelen
met luie
druppels die
elkaar niet
kunnen vinden
uittrekken
en op nieuw
beginnen
misschien
dat morgen
de bilt kan
zorgen voor
opklaringen
bij windkracht
zes