De
kerk waarin ik gedoopt ben (Hasseltse
kerk, Tilburg)
Van die doop weet ik
mij niets meer te herinneren, maar van die kerk… misschien kan
ik er boeken over schrijven, maar nee, laat mij slechts summier
vertellen wat deze kerk voor mij, geboren in de parochie
Hasselt, maar dan wel in het minder elitair gedeelte "De
Jordaan", voor mij betekent.
Wat maakt mij
plotseling wakker? De kerk is niet meer van de parochie, maar
wordt momenteel benut door een aantal kunstenaars als atelier.
Onze
heer God, zo lezen we in de bijbel, slechts gewapend met een
kinnebaksbeen, verdreef de tollenaars uit de tempel.
Om
dit te voorkomen hebben de 'Kunstenaars' als zg. collectief
besloten geen ambtenaren meer toe te laten in de tempel, zijnde
De Hasseltse kerk. Dit stemt mij droef. De Hasseltse kerk was
bedoeld als een huis waar parochianen samenkwamen om hun geloof
te belijden, hun kinderen te laten dopen, hun zonden te biechten
en ook om hun doden in een uitvaartmis te gedenken en nadien
begraven. Ook om hun vreugde te uiten, bij een huwelijk, een
gouden of zilveren feest.
Maar
de Hasseltse kerk was beslist niet gebouwd met de bedoeling om
daar een stelletje kunstenaars hun kwastbedervende kunsten te
laten vertonen.
In
deze kerk hebben een groot aantal gewone mensen met een toen al
karig loon, toch een flink bedrag geïnvesteerd om daar een huis
van te maken, waardig voor de God die toen nog onder de mensen
leefde.
Maar
al die investeringen zijn helaas in het niet verdwenen, wat nu
rest, is een uitgekleed gebouw waarvan de muren en de kolommen
die deze tempel van God droegen, zijn beklad door hen die menen
in deze tijd weer de schoenen te dragen van Rembrandt of Jan
Steen.
De
sfeer die ik mij herinner van de Hasseltse kerk is helemaal
verdwenen, door mij beschouwd als een groot verlies. Het hele
jaar door tijdens mijn jeugd was deze kerk telkens weer anders.
Het was iedere keer weer opnieuw een binnentreden in een huis
dat je vertrouwd was, het interieur bleef, maar gezien het
kerkelijk feest dat gevierd werd, telkens opnieuw met een andere
aankleding; de Hasseltse kerk had voor mij meer als honderd
gezichten.
In
deze kerk deed ik mijn eerste communie, het orgel gaf een
feestgeluid omdat weer een aantal jeugdigen opgenomen werd als
leden van de katholieke kerk. Het koor zong zijn hoogste
halleluja en een groot aantal in het wit geklede bruidjes
strooide haar bloemblaadjes uit.
Later,
als lid van het zangkoor, mocht ik als sopraan mijn "Stille
nacht, heilige nacht" tijdens de kerstviering vanaf het
koor in de kerk laten klinken, niets verstoorde mijn kinderstem.
Al
die vieringen in de kerk, het was voor ons een beleven, niet
alleen voor ons maar ook voor onze ouders en grootouders.
De
Hasselt: een parochie met maar heel weinig echt rijke mensen,
met een groot aantal middenstanders dat ook slechts door heel
hard en lang werken zijn status als middenstander kond
handhaven, daarbij een nog groter aantal handarbeiders bezig
zijn dagelijks brood te verdienen, voornamelijk in de textiel.
Deze Hasseltse gemeenschap zag kans een Godshuis in stand te
houden, inderdaad een God waardig.
Een
kerk waar ik mijn doopbelofte vernieuwde, een kerk waar ik mijn
zonde beleed, een kerk met daarachter een kerkhof, waar mijn
ouders en een groot aantal mensen die ik gekend heb is begraven.
De
torenspits en ook de beelden die de pui van de kerk sierden zijn
nu geplaatst op dit kerkhof, maar een torenhaan hoort niet te
staan op een begraafplaats, zijn plaats is op het hoogste punt
van de kerk. Mijn kerk is gedegradeerd. Alle moeite is eraan
besteed om mijn kerk niet meer te laten lijken waarvoor hij was
gebouwd: Als eerbewijs aan God en om ons de gelegenheid te geven
om duidelijk aantoonbaar eer te bewijzen aan God en tevens onze
hoogtijdagen maar ook onze verdrietige dagen daar te vieren waar
we toen meenden dat deze viering plaats moest hebben.
Ook
als men buiten langs de kerk liep, dan bracht je een groet aan
het allerhoogste daar aanwezig, wij kinderen brachten de hand
naar ons hoofd, de ouderen lichtten hun pet of hoed.
Mijn
kerk is helaas al helemaal uitgekleed. Als men vroeger
binnenkwam, er hing altijd een vage lucht van wierook en
brandende kaarsen. Door de prachtige gebrandschilderde ramen
viel het zonlicht in allerlei kleurschakeringen naar binnen,
hierdoor was het kerkgebouw ook meteen herkenbaar als een
Godshuis, gebouwd om de gelovige te ontvangen en gelegenheid te
geven hun Godsdienst te belijden.
Helemaal
vooraan het prachtige hoofdaltaar, met zijn houtsnijwerk, dat
net als het houtsnijwerk van de preekstoel en de biechtstoelen
wel door echte kunstenaars was vervaardigd. Neem daarbij het
koperwerk van de vele kandelaars en de godslamp, ook dat was
werk van vaklieden uit de hoogste rangorde.
De
zijaltaren, het doopvont in de doopkapel, de communiebank, alles
was niet om het gewin, maar uit eerbied voor het allerhoogste
met de grootste zorg gemaakt.
De
kruiswegstaties, zelf vond ik de oude versie mooier, maar ook
toen al ging men mee in de vaart der volkeren, er kwam een
nieuwe kruisweg, iedere statie gevat in een hardhouten lijst en
iedere statie door een kunstschilder van naam op doek
uitgebeeld, de kosten waren dermate hoog, telkens werd maar een
statie afgeleverd; het heeft ook een aantal jaren geduurd
voordat al de veertien staties waren vervangen door de creaties
van de kunstschilder. Waar zijn deze kunstwerken gebleven ?
Achter
in de kerk, meteen als men binnenkwam links, was het kapelletje
van onze lieve vrouw van altijd durende bijstand. Op haar
bijstand werd vaak een beroep gedaan, gezien het grote aantal
kaarsen dat dagelijks bij haar werd opgestoken.
De
indeling van de kerk, in het midden de bidstoelen bekleed met
rode pluche, bestemd voor de zg. betere klasse. Aan beide zijden
van de middengangen de hardhouten banken, ook deze waren weer
voor hen die het beter konden betalen, want zowel de bidstoelen
als de banken werden jaarlijks verpacht, en de plaats in de kerk
van de bank of bidstoel bepaalde de hoogte van de pachtsom.
Voor
de gewone arbeider waren in de zijbeuken stoelen geplaatst met
een gevlochten rieten zitting, maar ook voor deze plaatsen moest
worden betaald. Als ik mij het goed herinner 2 cent.
Achterin
had men aan beide zijden ook nog de zg. armenbankjes, hierop kon
men alleen maar zitten, maar ze waren wel gratis.
Verder
was er voldoende ruimte voor hen die geen zitplaats konden
betalen, of omdat al de zitplaatsen reeds waren bezet. Die
konden een staanplaats vinden achter in de kerk , onder het koor
met zijn prachtig orgel, of in de zijbeuken naast de banken.
Werden
de plaatsen in de banken niet door alle pachters bezet, dan
mocht daar gebruik van worden gemaakt door mensen die geen
zitplaats hadden, maar… die mochten eerst nadat het evangelie
was voorgelezen daar plaatsnemen. Ook dat lukte niet altijd,
omdat de wel aanwezige pachters de toegang tot de lege plaatsen
belemmerden door niet opzij te gaan voor hen die daar plaats
wilde nemen. Daar mijn familie ook niet behoorde tot hen die een
plaats konden pachten, waren niet alle herinneringen aan mijn
kerk positief.
Maar
hij is beslist niet gebouwd om een paar "kunstenaars"
dat te laten verwezenlijken wat zij als kunst beschouwen, maar
wat door de meeste van ons als onherkenbaar verfgeknoei tentoon
wordt gesteld in een zg. galerij, zijnde een oude
timmermanswerkplaats of een gedeelte van een gesloten
textielfabriek.
Nee,
mijn Hasseltse kerk, moet uit dat sfeertje worden verheven, de
kerk waar ik echt overtuigd van was wat daar verkondigd werd,
mag niet afzakken tot een zg. kunstenaarscollectief, waarin niet
de kunst maar alleen de opbrengst voorop staat. Mijn Hasseltse
kerk moet weer een gebouw worden van de gemeenschap, waarin niet
een paar mensen, maar een groot aantal mensen samenkomen, laat
het dan geen godsdienst zijn, maar toch een samenkomen om samen
iets te beleven.
Dat
kan inderdaad een gemeenschapshuis zijn, ook wel wijkgebouw
genoemd. Ook een bibliotheek kan passen in onze Hasseltse kerk,
immers het boekenbestand is toegankelijk voor mensen uit alle
lagen van de bevolking.
Maar
de kerk waarin ik gedoopt ben, is niet alleen maar een kerk, het
is ook een historisch en een beeldbepalend gebouw, zonder deze
kerk, die al meer dan honderd jaar het beeld van de Hasselt
bepaalt, zou de Hasselt geen Hasselt meer zijn. Ook het kerkhof,
nu veilig verscholen achter de kerk, waar al die mensen, de
meeste geboren in de Hasselt, zijn begraven, dat zou plotseling
een open veld worden tot op de plaats van de kerk een zg. modern
appartementengebouw zou worden geplaatst, waarmee de rust en
stilte die er nu heerst zou worden verstoord.
Daarom:
laat de kerk waarin ik gedoopt ben voortbestaan, maar dan wel
ten dienste van de gemeenschap, hij is tenslotte ook voor een
gemeenschap gebouwd; en laat zijn deuren, muren en pilaren niet
langer onderkladderen door hen die menen dat een
kunstenaarscollectief gelijk staat aan 'Gemeenschap '.
|