Ze
zat er al toen ik binnenkwam. Helemaal
alleen, aan het hoektafeltje; alleen een kenner kon eigenlijk weten
dat dit de meest strategische tafel in dit etablissement betrof. Ze
kon zien wie er binnenkwam, had een overzicht van de bar, en via het
raam kon ze het voetvolk overzien dat de straat als zijn territorium
had gekozen.
Echt knap was ze eigelijk niet, maar ze had iets ondefinieerbaars dat
toch meteen de aandacht trok. Ook het glaasje dat voor haar stond, gaf
geen aanwijzing in de richting van deze dame: het etablissement had
niet die klasse dat je meteen aan de vorm van het glas kon zien wat er
gedronken werd; en kleur is ook vaak bedrieglijk.
Ook ik nam mijn vaste plaats in aan de bar, en ook deze plaats was
door mij met een voorop gezet doel gekozen: zo kon ik iedereen
bekijken die aan de bar plaats nam en de grote spiegel achter de bar
verschafte mij een royaal zicht over het hele cafe, dus ook de
desbetreffende dame kon ik met een spiedend oog observeren.
Nadat de gebruikelijke soort uit het grote assortiment voor mij op de
bar werd geplaatst en ook het glaasje begeleid werd met een opmerking
over het weer, ik mag wel zeggen: ook zoals gebruikelijk, liet de
waard mij weer alleen en het eerste wat ik deed was in de spiegel
kijken naar de reeds genoemde dame. Maar het tafeltje was leeg, alleen
het glas dat
ongeveer voor driekwart leeg was, liet een buitenstaander zien: hier
zit iemand en die komt hoogstwaarschijnlijk na een kort verblijf in
een zekere gelegenheid weer terug om verder van haar consumptie te
genieten.
Ze bleef nogal lang weg en dat maakte mij nieuwsgierig. Gezien mijn
kennis van het etablissement besloot ik ook de toiletruimte te gaan
bezoeken, en ook deze toiletruimte had niet de klasse van een
driesterrenrestaurant.Het gedeelte waar je binnenkwam was voor
beiderlei kunne, met aan beide kanten twee wastafels en twee spiegels;
achterin waren vier deuren, waarvan twee voorzien van een vrouwtje, en
u begrijpt: ook twee met een mannetje.
Op het moment dat ik binnenkwam stond de dame van het strategische
tafeltje voor een van de wastafels en was ze bezig met een revisie van
haar make up. Willekeurig kruisten onze blikken elkaar middels de
spiegel. Haar blik veranderde snel, was niet langer nieuwsgierig maar
eerder herkennend.
Ze draaide zich om en zei: 'Nou weet ik het weer waar ik jou van ken.'
Dus voor haar was de herkenning dusdanig dat ze mij meteen begon te
tutoyeren, maar voor mij bleef zij een raadsel.
'God,' zegt ze, 'jij kent me nou toch ook wel?'
Tot mijn spijt moest ik
haar bekennen: 'Mevrouw ik weet het echt niet. Toen begon ze
smakelijk te lachen. 'Het idee,' riep ze, 'dat jij me nog ooit met
mevrouw aan zou
spreken, was voor mij in die periode een onbestaanbaar item geweest.'
Uiteindelijk stelde ik voor om terug te gaan naar de verblijfsruimte
die we bezet hielden voor onze tocht naar het toilet en daar het
gesprek onder het genot van een drankje voort te zetten; zowel het
drankje en ook de dame hadden beiden iets appetijtelijks.
Zij besloot naast mij aan de bar plaats te nemen, en wie ben ik, ik
maakte van de gelegenheid gebruik om opnieuw wat te bestellen met de
vraag 'Wat drinkt u mevrouw?'
Ook nu deed het woord 'mevrouw' haar schaterlachen. Ik drink momenteel
iets sterkers als vroeger, ik drink nu bessen, maar vroeger heb ik
vaak een glaasje fris gedronken terwijl ik op jouw knie
zat Ik keek haar stomverbaasd aan, mijn geheugen werkte op
volle toeren, maar geen herkenningsbeeld van: dat is zij, en dat
hebben wij daar samen beleefd.
Ze zag mijn verbaasde blik en lachte opnieuw. 'Ja,' zegt ze, 'ik was
ook verliefd op jou en de eerste keer dat ik op je knie ging zitten
was ik zo nerveus dat ik een beetje in mijn broek plaste; ben toen
vlug gaan staan omdat ik bang was anders jou broek ook nat te maken.'
'Maar mevrouw,' zeg ik, 'dit moet een misverstand zijn, ik kan mij
niet voorstellen dat een dame met uw schoonheid - vroeger was u
natuurlijk nog veel knappe - nee, dat kan niet - zoiets zou en zal ik
nimmer vergeten, u moet beslist in de war zijn met iemand anders.'
'Maar,' zegt zij, 'kijk dan eens goed; ik ben Marian.'
Ik zeg 'Aangenaam
Marian, ondanks je mooie naam blijf je voor mij nog steeds een
raadsel.'
De ontknoping volgde snel.
Zij was Marian, de
jongste zus van een mijner ex-geliefden. Ik was toen ongeveer twintig
en zij had de leeftijd van zeven jaar.
Toen meende ik ook haar met Marian aan te kunnen spreken, kreeg ook
geen commentaar. 'Maar,' zeg ik, 'met je zeven jaar kun je toch niet
verliefd zijn?'
Maar dat kon dus wel, en
telkens als ik op bezoek kwam probeerde zij dicht bij mij te komen
zitten of op mijn knie plaats te nemen, wat door haar oudere zus niet
op prijs werd gesteld, want zij met haar vrouwelijke intuïtie had wel
door wat er speelde.
Dat was dus weer een van die onverwachte ontmoetingen die het leven
veraangenamen.
Ik kreeg nog te horen dat ze inmiddels al weer vijf jaar weduwe was en
af en toe dit etablissement bezocht om iemand te ontmoeten waarmee het
misschien zou klikken, want alleen was niets voor Marian.
Op haar verzoek een keer bij haar thuis koffie te drinken, was mijn
hoofd al ja aan het knikken, maar toch: ik vond het beter haar voor de
mij nog resterende jaren ook als het jongste zusje van mijn
ex-geliefde te beschouwen. Zij vond het een eerlijk antwoord terwijl
ze met een aantrekkelijk kleurtje op haar gelaat bekende nog steeds
een beetje verliefd op mij te zijn.
Toen ik nadien thuis kwam kreeg ik te horen van mijn vrouw " Ge
kekt net of ge de honderd-duuzend hebt gewonnen."
Ik had uiteraard geen
commentaar.
NAAR BEGIN VAN
DEZE TEKSTPAGINA
|