Een vielrenner is een wielrenner die gevallen is. In
Frankrijk is het vielrennen weer in volle gang. Rudy Dhaenens lijkt
vastberaden om er wereldkampioen in te worden, en gele trui-drager Rolf
Sörensen nam voortijdig afscheid wegens een slötelbeenbrök nadat hij
een dag eerder, tijdens de ploegentijdrit, zijn fiets al in de krökels
had gereden. Van de Nederlanders zag je Harmeling bijna dagelijks op een
zebrapad zitten. Vroeger werd er na iedere etappe een pechprijs
toegekend maar vanaf volgend jaar, zo werd mij toevertrouwd, zal de
organiserende krant ook een valgemeen klassement bij gaan houden. De
aanvoerder van dat klassement krijgt de gescheurde trui. Vooral sponsors
vinden zo'n klassement interessant omdat vielrenners gegarandeerd door
de camera's in beeld worden gebracht. De renners zullen instructie
krijgen om tijdens of uiterlijk meteen na hun val hun shirtje recht te
trekken zodat het goed zichtbaar is of er nu een alcoholvrij biertje of
een videocamera op het asfalt ligt.
Toen ik zelf wielrenner wilde worden, waren de vallers
nog niet mijn favorieten maar de klimmers: Bahamontes, Anquetil,
Poulidor; die generatie. Wedstrijden heb ik nooit gereden maar ik
herinner me nog goed de hoogtestage die we georganiseerd hadden op het
in aanbouw zijnde viaduct van de Hasseltse rotonde naar Tilburg Noord.
Een hele wegenbouwvakantie lang waren de op- en afritten ons
hooggebergte, en koesterden we de illusie van gevaarlijke afdalingen en
ravijnen: in de diepte stroomde een woest Wilhelminakanaal.
Sindsdien heb ik er heel wat zien vallen. Nationaal
kampioen Jo de Roo die een schuiver maakt in Goirle tijdens een
wedstrijd achter derny's, was, geloof ik, de eerste die ik het live
zag doen. In Goirle woonde Huub Zilverberg, die net als De Roo deel
uitmaakte van de Televizier-ploeg van Pellenaars, de 'vrijbuiters van
het peloton'. Ceesje Haast reed ook voor die ploeg, en op een slechte
dag haalde hij de voorpagina's door een spectaculaire val in de Tour. In
de krant zagen we foto's van De Pel die naast Haast op het hete asfalt
zat te janken met Ceesje's hoofd in zijn armen. En wij jankten mee.
Jarenlang gingen we naar Chaam, en vreemd genoeg
herinner ik me daarvan geen gevallen renners; wel een staantribune van
zes verdiepingen die als een accordeon inzakte. Niemand gewond.
In Chaam hoorden we voor het eerst de naam Zoetemelk:
toen nog bij de amateurs. Jaren later houdt Nederland de adem in. Joop
en Johan van der Velde maken de koers in de Alpen. Johan doet iets
verkeerd, en hup: Valpe d'Huez.
Henk Lubberding die een Fransman de hekken indrijft.
Steve Bauer en Criquielion op weg naar de meet van het WK. En dan
legendarische brokkenmakers als Ward Sels, die, zo leek het wel, niets
liever deed dan straatvegen met zijn valhelm, en Freddy Maertens: als
die het parcours ging verkennen, moesten vrouwen en kinderen binnenshuis
blijven.
De peetvader van het Nederlandse vielrennen is
natuurlijk Wim van Est. We zitten halverwege de jaren vijftig als Wim in
het geel rijdt èn in het ravijn. Een horlogefabrikant sloeg daar een
publicitair slaatje uit met de slogan "Z'n hart stond stil, maar
z'n Pontiac tikte nog".