Wim was middenstander, en ik kende hem als kind aan het
eind van de jaren vijftig, begin zestig. Tweemaal per week reed Wim voor
bij mijn oma in Enschot. Let wel, het was de tijd waarin de groenteboer
nog een paard had, en Smarius met veredelde tweetaktkarretjes in Tilburg
brood bezorgde. Dus als ik "voorreed" schrijf, bedoel ik geen
auto, maar een heuse solex. Een bijzondere solex ook, want het was
ongelooflijk wat Wim kon vervoeren in de tassen aan het stuur en in de
houten bierkratjes achterop. Genoeg voor twee muilezels.
Hij werd "Wim de visboer" genoemd.
Waarschijnlijk was hij dus ooit visboer geweest (paling was nog steeds
een van zijn lekkerstenijen), maar zoals ik hem ken was hij kruidenier.
Droge worst, zijden gerookt spek, stukken brokkelkaas, verse zult, dat
waren zijn specialiteiten.
In de zomer droeg Wim een stofjas, in de winter een
leren jas. Soms was het al donker als hij arriveerde. Dan ging de jas
open en was er tijd voor thee. Het opschrijfboekje kwam tevoorschijn, de
nieuwe bestelling werd opgenomen, en Wim vertrok weer naar de volgende
klant. Door weer en wind, voor dag en dauw, tot diep in de nacht. Als
hij wegreed, zag je hem bijna niet meer zitten door de kistjes
kruidenierswaren die op welhaast magische wijze bijeen werden gehouden
achterop de solex.
Hij was toen al oud, al sluit ik niet uit dat ik als
kind enigszins gedwongen was te overdrijven.
Pas later kwam ik er achter dat Wim en zijn vrouw ook
een winkeltje runden in Tilburg, in de Besterd. Vivo. Het rondrijden op
die solex, langs zijn klanten in en buiten Tilburg, moet echter zijn
liefste bezigheid geweest zijn. Hij was, lijkt me, geen type voor achter
een toonbank, geen type dat plastic tussen dunne plakjes kaas legt. Hij
had een hoger ideaal: hij wilde op weg blijven naar zijn klanten. Hij
had niet alleen een winkel, hij was er ook een. Of liever: twee. Een
vliegende winkel en een avondwinkel.
Ik weet niet hoe het verder gegaan is met Wim. Het is
mogelijk dat hij nog leeft. Maar ook als dat niet het geval is, dan
geloof ik toch dat hij nog steeds rondtuft, op die solex, langs 's heren
wegen.