GODFRIED BOMANS, die wij gerust de
grootmeester der Klazologie mogen noemen, heeft onlangs
een fel en meewarig licht doen vallen op een der tragische
aspecten van de persoon Sinterklaas. Hij deelde mede dat
de Goedheiligman uiteraard de enige mens is die met
zekerheid kan zeggen dat hij nooit iets in zijn schoen zal
vinden, doch dat hij - om onverklaarbare reden -toch
iedere morgen gaat kijken. Hij hoopt, de oude man, dat er
toch eens een wonder zal geschieden en dat hij ook in zijn
schoen nog eens een verrassing zal vinden. Op het grote
gezag van Bomans dient men dit geval van schizophrenie te
aanvaarden. Het is een meelijwekkend geval, dat
overduidelijk aantoont dat de man, die zo talloos velen
gelukkig maakt, zelf het volmaakte geluk niet vinden kan.
Het is trouwens eigenlijk géén baan; al
dat telgaan over moeilijke daken moet voor een oude man
een uiterst vermoeiend werkje zijn, dat de oude heer niet
in de koude kleren gaat zitten. Laten wij hem er dubbel
dankbaar voor zijn, dat hij telken jare weer bereid is het
te doen.
Deze dankbaarheid dwingt mij er toe geen
spelbreker te zijn en ieder jaar weer mee te doen, al gaat
het mij langzamerhand wel een beetje de keel uithangen.
Eerlijk gezegd heb ik niet de ware zielevreugde meer aan
het feest, temeer omdat mijn uitgaven de inkomsten in
steeds pijnlijker mate gaan overtreffen. Het vorig jaar
heb ik voor ruim f 150 aan geschenkjes gestrooid en
het enige dat ik gekregen heb was een (kunstzijden)
das, die ik maximaal op f 4,50 schatte. Ik heb haar
bovendien nooit gedragen, want zij is bruin met een oranje
werkje, een kleurencombinatie die niet met de fraaie,
matte, natuurzuivere tint van mijn huid harmonieert.
Niettemin ga ik er - juist terwille van de
oude heer-- mee voort via hem allerlei lieve mensen met
smaakvolle geschenkjes te verblijden. Ik pleeg een lijst
te maken van vrienden, vriendinnen en kennissen die voor
een verrassing in aanmerking komen; ik stel het bedrag
vast dat ik mij kan veroorloven te besteden, ik deel beide
cijfers door 3 en dan ga ik mijn keuze doen. Van de
overblijvend tweederden van het beschikbare bedrag schenk
ik mij zeIf een reisje naar Parijs. Zo komt iedereen aan
zijn trekken en zit ik in een Parijs café instede van in
een vaderlandse huiskamer met opgetogen mensen. De stilte
en de ingetogenheid zijn mij lief.
Vroeger was dat anders en behoorde ik tot
de meest opgetogenen. Maar dat is een tijd geleden. Bij
het groeien der jaren is mijn geestdrift voor
kreupelrijmen verminderd en met de beste wil van de wereld
kan ik niet meer in geestdrift geraken voor
sjokolade-letters en marsepeinen beesten. Het is
afschuwelijk het te moeten erkennen, maar ik ben blasé
geworden.
Men kan aan de opgetogenheid van kinderen
zijn vreugde beleven; maar hoe ouder ge wordt hoe minder
kinderen in uw omgeving verkeren en aan de verrukking om
een stukje .sjokola door reumatische grijsaards ten beste
gegeven, kan ik niet geloven.
De heerlijke argeloosheid der jeugd is mij
ontvallen. Niettemin blijf ik meedoen. Om de bisschop niet
in de steek te laten en om puur goed te doen.
Voor mijzelf heb ik niets nodig.
Zo ben ik nu eenmaal.
Het is in alle bescheidenheid gezegd.