CuBra Deze columns verschenen oorspronkelijk in de Volkskrant van 16 december 2005 & Hartbrug van december 2005 |
Ed
Schilders
Op zaterdag 17 november 2005 ontving
Tilburger Frank van Pamelen in Amsterdam de prestigieuze Kees Stipprijs,
een eerbetoon van het gezaghebbende literaire tijdschrift De Tweede
Ronde, dat eens in de drie jaar wordt uitgereikt aan een schrijver met
speciale verdiensten voor het light verse. In de afgelopen tijd is deze
prijs zeven keer uitgereikt aan o.m. Kees Stip, Drs. P, Ivo de Wijs, Jan
Boerstoel en Driek van Wissen.
In november 2005 verscheen ook de bundel: Frank van Pamelen en anderen: Zuster Mieke - Doktersroman in veertig verzen Nijgh & Van Ditmar; EURO 9,90
Zo begint de ‘Doktersroman in veertig verzen’, waaraan voornoemde zuster Mieke haar naam heeft verbonden als titel, en met deze veertig sonnetten zijn de Nederlandse ‘plezierletteren’ een waarachtige heldin rijker geworden. Bij toerbeurt schreven Frank van Pamelen, Kees Torn, Ivo de Wijs en Driek van Wissen over de enerverende zoektocht van zuster Mieke naar haar ware identiteit. Hoe komt het toch dat zij een zelfde litteken heeft bij haar rechter oor als haar collegaatje zuster Eef? Hoe zal het onze heldin vergaan als zij zélf wordt opgenomen, en wel op een afdeling waar verdacht veel mensen sterven? Met als cliff hanger de vraag: Hing Miekes leven aan een zijden draad? / Wie speelde hier de Engel van het Kwaad? Of deze queeste, waarbij de lezer van afdeling naar afdeling, en van jonge knappe specialist naar knappe jonge specialist wordt gedicht, uiteindelijk ook zal voeren naar Miekes ware líefde, zeg maar van ziekbed naar huwelijksbed, dat is een vraag die de lezer tot de laatste pagina in spanning zal houden. Zuster Mieke is unputdownable, een ware page turner, een poëtische soap. Maar geen soap-poëzie. Van Pamelen c.s. hebben voor het eerst een volwaardige ballade geschreven op een heldin die getekend wordt naar het volle leven. Het oude record (dertig kwatrijnen) stond op naam van Kees Stip en zijn Dieuwertje Diekema: Dieuwertje Diekema staat te draaien/ in fil d’écosse en crępe de chine,/ en menig man gaat naar de haaien/ die Dieuwertje Diekema heeft gezien. Onverlet het heroďsche gevecht dat Dieuwertje voert om haar kuisheid veilig te stellen, is Stips ballade toch vooral de tragedie van een binnenschipper die een flink pak slaag krijgt van Dieuwertjes vader. En dat de dronken schipper Dieuwertje dubbel ziet, is van een volkomen andere orde dan de identieke littekens bij de rechter oren van Mieke en Eef. Zeker, het lijdt geen twijfel dat Mieke als heldin schatplichtig is aan haar voormoeders in de lichte letteren. Aan Dieuwertje, aan Rika en Hedwig van Piet Paaltjens bijvoorbeeld, of zelfs aan F.L. Bastets acrobate Miss Belinda (een wonder voor elke uroloog: …nademaal/ zij ruggelings een kleine pinda/ laat dansen op haar waterstraal). Maar Rika en Hedwig kregen van hun dichter slechts een handvol kwatrijnen. Belinda watert de pinda in zes regels. Mieke mag zich daarentegen verheugen in veertig sonnetten. Let wel: dat zijn er vijftien meer dan de vijfentwintig die Dante Alighieri wijdde aan zijn klassiek geworden heldin Beatrice, die op jonge, slanke en mogelijk zelfs blonde leeftijd overleed in Florence. Ware er toen al een zuster Mieke geweest, dan zou de wereldliteratuur wezenlijk anders geworden zijn. Dankzij zuster Mieke.
Geluk
Met die vier regels opent Ivo de Wijs het boekje Zuster Mieke, dat de ondertitel kreeg: ‘Doktersroman in veertig verzen’. Op verzoek van ‘AMC Magazine’, het huisblad van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam, werden de verzen bij toerbeurt geschreven door Frank van Pamelen, Driek van Wissen, Kees Torn, en Ivo de Wijs. Het resultaat is een hilarisch verhaal, een ziekenhuis-soap in sonnetvorm. Waarom lijken zuster Mieke en zuster Eef zo sterk op elkaar? Ze lijken wel tweelingzussen, ook al omdat ze allebei een litteken hebben bij hun rechteroor. Zoals het een goede ziekenhuis-soap betaamt, raakt ook een hele stoet van artsen betrokken bij de meer of minder amoureuze verwikkelingen. De belangrijkste vraag is natuurlijk: zal zuster Mieke het ware geluk vinden? Zuster Mieke deed me denken aan Dieuwertje Diekema, uit de gelijknamige ballade van Kees Stip (met deze mooie beginregels: Dieuwertje Diekema staat te draaien/ in fil d’écosse en crępe de chine,/ en menig man gaat naar de haaien/ die Dieuwertje Diekema heeft gezien.) En via Dieuwertje kwam ik terecht bij Mária Lécina uit de gelijknamige verzencyclus van J.W.F. Werumeus Buning, door wie Stip zich heeft laten inspireren. Mária is een Spaanse prostituee die door een zeeman begeerd wordt; Dieuwertje Diekema is de eerbaarheid zelve en wordt op lompe wijze het hof gemaakt door een binnenschipper. De schipper is dronken, de zeeman is dichter. De schipper krijgt Dieuwertje niet maar wel een pak slaag van haar vader, de dichter onderhandelt met Mária over de prijs: - Mijn hart wil niets of mijn hart wil alles Mária Pepita Lécina En wat een hart wil kan geen goud betalen - Dat is waar - zei Mária Lécina - Daarom wil ik niet met zilver betalen Mijn hart wil Mária Lécina - Je mag mij met je hart betalen Wat betaalt je hart? - zei Mária Waarna de zeeman de hoogste prijs biedt: - Een koning kan met goud betalen met zilver betalen kan iedereen. Ik zal je met een nieuw lied betalen. Dat kan een zeeman maar alleen Als ze het eens geworden zijn over deze prijs, volgen de regels die klassiek zijn geworden: Honderd klokken van Londen doen Londen bonzen en vier kathedralen Genua Maar geen brons kan zoo in het donker bonzen als het hart van Mária Lécina Het zal niemand verwonderen dat uiteindelijk ook de dichtende zeeman het geluk niet vindt bij Mária Lécina, en Mária Lécina niet bij hem; het is en blijft tenslotte poëzie en daarin is liefdesgeluk een schaars artikel. In het genre van de lichtere verzen ligt dat anders. Daar is geluk heel gewoon, al moet je er soms wel heel veel moeite voor doen, zoals zuster Mieke. In het kader van de doktersroman is het een mooie vondst dat haar dat geluk uiteindelijk door Frank van Pamelen wordt toegedicht in een sonnet dat zich afspeelt op de afdeling cardiologie. In de persoon van dokter Jacques, denkt Mieke, maar nee, dat is zijn tweelingbroer; het is Louis: En ik hoor tot de topcardiologen Hoewel ik soms naast kleppen in mijn hart Ook kleppen blijk te hebben voor mijn ogen Het is ware liefde: Want door jouw uitzonderlijke gratie Mijn hart begon te kloppen in mijn keel Dat is geen cardiale dislocatie - Wat ik eerst dacht -- maar liefde, en zelfs veel! Wie het boekje koopt, moet ook eens goed kijken naar het knopje dat zuster Mieke op het omslag in haar beruchte oor draagt. Het valt bijna niet op, maar het heeft de vorm van een hartje. Zuster
Mieke: Doktersroman in veertig verzen |