Als
Tilburgers ergens goed in zijn, dan is het wel in missen. We zijn er
wereldkampioen in. Een buitenstaander zal het misschien niet aan de stad
afzien, maar vooral de Tilburgse binnenstad is in feite één groot
museum; het Stadsmuseum Van Wat Er Niet Meer Is. Vooral in dit
jaargetijde wordt dit museum druk bezocht. De duisternis valt vroeg in,
er is een verhoogde kans op motregen, en er staat zo’n gure wind
waarbij de heren vroeger hun hoed moesten vasthouden. Meteorologie in
dienst van de melancholie. Onder dergelijke omstandigheden kun je de
dingen heerlijk missen. Die oude dingen die voorbijgegaan zijn.
Dat
het Tilburgs Museum Van Gedane Zaken populair is, bleek vorige maand uit
het ‘Heuveldebat’ van de Stichting Stadskern Tilburg. Uit een
peiling bleek overduidelijk wat er op nummer een staat in de toptien ‘Tilburg
Treurt’: het Heuvelplein van vroeger. Ruud Erich schreef er een column
over, waarin hij de liedtekst ‘D’n Ouwe Heuvel’ van Ad Vinken
citeerde. Niet eens zo lang daarvoor berichtte deze krant over een
Tilburger die het ‘Ouwe Station’ op schaal had nagebouwd. Dat doe je
niet als je niet begenadigd bent met een groot vermogen om dingen te
missen. In diezelfde donkere dagen schreef ik een stukje over het gemis
aan feestverlichting in de Heuvelstraat. De etalage van speelgoedwinkel
Van Nuenen-Boes, het diorama van AaBe, de Lindeboom. de
tijdschriftenkiosk op het plein. Allemaal topstukken uit dat Stadsmuseum
Van Wat Er Niet Meer Is. Dit museum heeft waarachtig een rijke
collectie.
Naar
aanleiding van dat stukje werd me een foto toegestuurd die ik het best
een schok der herkenning kan noemen. Want de grens tussen ‘missen’
en ‘vergeten’ blijkt flinterdun, en het op de ingezonden foto
afgebeelde orkest was ik eigenlijk al heel lang vergeten. De inzender,
de heer De Bruin uit Loon op Zand, was afgelopen zomer op vakantie in de
Verenigde Staten. In San Francisco liep hij een museum binnen, en toen
zag hij, onverwacht en plotseling, het Tilburg van zijn jeugd. Het was
een museum voor automaten, en een van de topstukken daarin is de
zogenaamde Bimbo-box. In Tilburg stond deze absoluut unieke (kinder)attractie,
bekend onder de naam: ‘De aapjes van V&D.’ Zeven aapjes met een
hoedje op. Opgesteld als een Zuid-Amerikaans orkestje in een soortement
jukebox. Je moest er een kwartje in doen, maar dan had je ook wat. De
aapjes bliezen en drumden op hun instrumenten. Dan swingde heel de
V&D.
Foto: Theo de Bruin
Ik
mag graag muziek kopen in de winkel van Van Leest. Vroeger was dat een
winkel van De Gruyter, en de oude muurtegels van die handelaar in
koloniale waren zijn enige jaren in volle glorie hersteld. Die winkel is
een topstuk uit mijn gedroomde museum. Ik bedoel: als V&D nu weer zo’n
aapjesorkest zou opstellen, dan wordt mijn Museum Van Het Gemis langzaam
maar zeker werkelijkheid.