Die mij goed behandelt en van mij houdt,
Die draag ik op aan God.
Maar die mij wegneemt of mij steelt,
Verdient der dieven lot.
Kruizinga, 40. Wsch. moderne spelling/bewerking; bron
niet genoemd.
Dief genoemd worden
Hic liber est meus
Testis est Deus
Qui furatur
Fur nominatur.
Kruizinga, 45. Bron: 'In een boek te Rietberg (Westfalen)'.
Vertaling: Dit boek is van mij. God is getuige. Wie het steelt is een
dief. De twee beginregels zijn populair geweest en kennen allerlei
voortzettingen, bijvoorbeeld:
Si quisquis furetur,
Per collum pendetur,
Like hic poor creature.
De laatste regel is dus macaroni-engels en verwijst
waarschijnlijk naar een bijbehorende tekening van een dief aan de
galg.
Bron: Thompson: BC, p. 106 & W. Gurney Benham, p. 465.
Zorgen
He who does this book borrowe,
And doth not bring it back,
Certes shall he have sorrowe,
And comforte he shall lack.
Geciteerd in W. Gurney Benham Benham's Book of
Quotations (Londen 1924), p. 465. Met de mededeling: 'Probably
modern'.
Anathema
De letterlijke betekenis van 'anathema' is
'vervloeken'. In theologische zin betekent dit altijd dat de
vervloekte niet alleen wordt uitgestoten uit de kerkgemeenschap
(excommunicatie) maar zelfs geen kans meer maakt op terugkeer daarin,
en dientengevolge veroordeeld is tot de eeuwige verdoemenis in de Hel.
De moderne katholieke theologie kent echter het anathema als zodanig
niet (het is immers alleen aan God om hierover te oordelen); daarin is
excommunicatie de zwaarste 'censuur', en absolutie is mogelijk.
Liber Sancti Pauli in Trajecto, Si quis eum huic
ecllesie [ecclesiae] abstulerit anathema sit. Maranatha Amen. Fiat.
Fiat.
Kruizinga, 43. Als volgt door Kruizinga vertaald: 'Als
iemand dit boek aan deze kerk ontsteelt, zij hij vervloekt. Amen!
Aldus zij het!' Het boek behoorde aan de abdij van Sint Paulus in
Utrecht. De vervloeking met 'Maranatha', de moederkerk, vond Thompson
al in een negende-eeuws manuscript van Cassiodorus, de Historia
Tripartita, die ooit tot het boekenbezit van het klooster van Monte
Cassino behoorde:
Siquis nobis hunc librum quolibet modo malo
ingenio tellere temptaverit aut voluerit, sit anathema
Maranatha.
Meer in de geest van de moderne theologie is:
Wie dit boek vernielt of verkoopt worde getroffen door
de vloek van Christus of de Heilige Maagd of van de heilige Thomas, de
Martelaar. Als het Christus behaagt, mag zijn ziel gered worden op de
dag des oordeels.
Kruizinga, 43. Moderne vatting; origineel niet
gegeven, noch de bron. Jacobs en Ukert vonden een vergelijkbare
formule in een Angelsaksisch manuscript, met betrekking tot een
handschrift uit de kerk van 'S. Mariae de Ponte Roberti':
Qui eum [librum] abstulerit vel quamlibet eius partem
abscideret, sit anathema Maranatha. Amen.
(In: Jacobs & Ukert, Beiträge zur älteren
Literatur; Leipzig, 1835 e.v., dl. Ii, p. 12; het manuscript bevond
zich toen in de openbare bibliotheek van Gotha.) Bijzonder is, dat in
dit manuscript ook een reactie op het anathema is opgenomen, en wel
van de hand van een lener, genaamd Johannes Exon, die bisschop was, en
die met zijn reactie wenste duidelijk te maken dat hij het boek niet
had gestolen maar 'wettig' had verworven:
Ego Johannes Exon Episcopus, nescio ubi est domus
praedicta, nec hunc librum abstulit, sed modo legitimo adquivissi.
Met andere woorden: Exon had het boek verworven zonder
dat bekend was waar 'S.[ancta] Mariae de Ponte Roberti' ('domus
praedicti') was, en had het dus niet kunnen teruggeven, al had hij dat
graag gewild.
Hi sunt libri Sanctae Mariae Sanctique Nicolai in
Arnestein; quicumque aliquem abstulerit anathema sit.
Meinsma: Middeleeuwsche bibliotheken; Amsterdam,
Binger, 1902; p. 67. Het betreft dus het boekbezit van (het klooster?)
van de heilige Maria en de heilige Nicolaas in Arnestein.
Geciteerd door Thompson (Bibliologica comica, p. 99),
uit: 'Altschlesische Schreibverse', in: Mitteilungen der Schlesischen
Gesellschaft für Volkskunde, XIX (1917), p. 27, een artikel van
Klapper:
Si quis furatus fuerit librum istum aut invenit et non
reddiderit fratri Johanni Carnificis, anathema sit.
Het betreft een boek van Johannes Carnificus.
Explicit liber omeliarum pars secunda sancte Marie
uirginis in Zagano. Quem qui fraudauerit vel sponte uniolaverit,
anathema sit. Amen.
Waarbij het opvallend is dat de vloek zich ook
uitstrekt over hen die dit tweede deel zullen scheiden van het eerste
deel, de 'sponsus' ofwel 'verloofde'.
Iste liber est Sancti Victoris Parisiensis. Quicumque
eum furatus fuerit vel celaverit vel titulum istum deleverit, anathema
sit.
Geciteerd door Thompson, Bibliologica comica, p. 96,
uit Maurice Prou, Manuel de paléographie latine et française,
Parijs, 1910, 3e, p. 112-113. Het betreft hier dus een boek dat
toebehoort aan de bibliotheek van Sint-Victor [!] in Parijs. Opvallend
is dat met name het uitscheuren van de titelpagina genoemd wordt ('vel
titulum istum deleverit').
Excommunicatie
In de boeken van de Bibliotheca Vaticana worden
boekschenders aldus gewaarschuwd:
"Iemand die steelt, wegneemt, uitsnijdt, hij zij
uitgesloten van de gemeenschap van de gelovigen, verwenst en belast
met onze banvloek. Door niemand dan door Ons kan hij daarvan worden
ontheven."
Kruizinga, 44. Het origineel wordt door Kruizinga niet
gegeven, maar hij ontleende het aan Thompson [Bibliologica comica,
96], waarin we een uitgebreidere formulering vinden:
Si quis secus fecerit, libros partemve aliquam
abstulerit, extraxerit, clepserit, rapseritque, carpserit, corruperit
dolo malo, ille a fidelio communione ejectus, maledictus anathematis
vinculo colligatus esto. A quoquam praeterquam Romano Pontifice ne
absolvitur.
De mededeling van Thompson berust op een bericht uit
het Intemédiaire des chercheurs et curieux, deel 57 (1908), p. 80.
Handgeschreven exlibris uit het einde der 17e of begin
18e eeuw:
Bibliothecae S. Dominici Bononiae, a qua non potest
extrahi, sun poena excommunicationis latae. Sentent. à Summ. Pont.
Urbano VIII et Innocento XII.
Ingezonden door Nisiar; Intermédiaire 1907 II, kol.
642. Gedoeld wordt op de pauselijke straffen met excommunicatie,
uitgevaardigd door Urbanus VIII en Innocentius XII; het exlibris
bevindt zich in een boek uit de bibliotheek van de dominikanen in
Bologna. Intermédiaire 1908 I, kol. 80.
Tenor excommunicationis latae sententiae a raptoribus
et detentoribus librorum Bibliothecae geleniae ipso facto incurrendae.
Geciteerd door Thompson, Bibliologica comica, p. 96,
uit Heinrich Lempertz, Bilderhefte zur Geschichte des Bücherbandes,
Keulen, 1859. Het betreft hier een tekst voor het exlibris van boeken
uit de bibliotheek van Gottfried en Aegidius Gelen, 'two of the most
distinguished priests in Cologne in the seventeenth century'
Maledictus
In feite hetzelfde als 'vervloekt' (infra):
Sit maledictus per Christum
Qui librum subtraxerit istum
Kruizinga, 44. Geen vindplaats genoemd. Vertaald als:
Vervloekt zij hij, bij Christus, die dit boek wegneemt.
Libros sancti Petri in Bronio, servanti benedictio,
tollenti maledictio. Fiat, Fiat, Fiat, Fiat, Fiat, Fiat, Fiat.
Meinsma: Middeleeuwsche bibliotheken; Amsterdam,
Binger, 1902; p. 67. Het betreft dus de boeken van het
benedictijnenklooster van de heilige Petrus in Bronio.
Onderwereld
Si quis hunc librum rapiat scelestus
Atque furtivis manibus prehendet
Pergat ad tetras Acherontis undas
Non rediturus.
Kruizinga, 44. Vindplaats niet gegeven. Vertaald als:
Zo één dit boek in snoodheid kaapt,
met dievenhand zich er aan vergaapt,
Hij ga naar 's onderwerelds vloed
en hij verdwijne voorgoed!
Dood
Sorte supernorum scriptor libri potiatur
Morte superborum raptor libri moriatur
Kruizinga, 44. Vindplaats: 'een boek dat te St. Alban,
bij Londen, wordt bewaard.' Vertaald met: Moge de schrijver van dit
boek het lot der hemelingen verwerven; moge de dief van dit boek de
dood der vermetelen sterven.
Sorte supernorum scriptor libri pociatur,
Morte malignorum raptor libri moriatur.
Thompson: Bibliologica comica, p. 99. Mijn vertaling:
Een hemels lot worde de schrijver van dit boek
toebedeeld
Een verschrikkelijke dood zal de dief van dit boek
sterven.
Dood: voortijdige
Die dit bouch vind
eer dat het verloeren es
dee zal sterven eer dat sijn tijt es
Kruizinga, 45. Vindplaats: 'In het handschrift van het
Weeshuisarchief, Portpandingsbook 1512, te Amsterdam'. Een variant op
het idee van de voortijdige dood:
Dy deesem boeck vint eer hij verloren is
dy zal sterven eer hij siec is
Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwezen II (1904) p.
217; Boekenoogen. Ook in Kruizinga, 45. Vindplaats (beiden): 'een
exemplaar van de Souterliedenkens (Antwerpen, 1540) in de Leidse
bibliotheek'.
Pijnlijke straf
Deze boek behoord toe aan den Eerzamen Anthonis
Vermast
die hem vind en niet thuys en brijngd
die sal men setten op het rat
met een pincken in zijn gat
en d'heeren van de stat
zullen vragen, wat manneken is dat
met dat pinneken in sijn gat.
Kruizinga 46. Vindplaats: 'op een boek uit Oudenaarde,
waarschijnlijk uit het begin van de 19e eeuw'. Hierop zijn veel
varianten.
Dit boek heb ik lief
Die het steelt is een dief
Die het niet weer geeft
Zoo lang als hij leeft,
Dan zal de beul hem hangen
Dan zal mijn hand hem vangen
Dan zal hij zitten in het vat
Met duizend spijkers in zijn gat
Dan zal hij roepen: Dat doet zeer!
Geef J.S. dat boek maar weer!
Kruizinga, 47. Vindplaats: 'voor in een boek, door een
Noordhollander geschreven'. Kruizinga verzwijgt hier helaas dat
Boekenoogen de eerste vinder was, zoals blijkt uit Tijdschr. voor
boek- en bibliotheekwezen II (1904) p. 217. Variant:
(N.N.) hoort dit boek
Die het vindt geeft het weer
Voor een appel of een peer
Die het niet doet
Staat de galg voor den voet
En zal zitten op een rad
Met zeven pinnen in het gat
En zal dan roepen: o Heer! o Heer!
Geef (N.N.) dit boek weer!
Kruizinga, 47. Bron: 'variant uit Zevenaar'. Oorspr.
gevonden door Boekenoogen: Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwezen II
(1904) p. 217. Geciteerd door Thompson, p. 111. Een variant die de
'appel en de peer' combineert met de pin in 't gat, in Het Boek (2e
reeks), jrg. 6, p. 258, door 'J.S.':
Jan Harmannus Smit zijn boek.
Die het vind die brengd het weer
Voor een appel of een peer.
Die dat niet doet die zal zitten op de trappen
Met een ijzeren pen in 't gat.
Die zal roepen zeer o zeer,
Daar heeft Jan Harman Smit zijn boekje weer.
Vindplaats: 'schudblad van een schoolboekje, door een
8-jarigen kleuter... Midden van de vorige eeuw ... Noorden van
Overijsel.' Een verheftigde variant gevonden door 'B.' in Het Boek (2e
reeks), jrg. IV, p. 230, en wel in een band met werk van Zacharias
Heyns:
die dit boek vint die dan niet wer
en ge[eft] vor een appel of vor een per
die zel zitten op het rat
met hondert spelde in zyn gad.
In Het Boek (2e reeks), jrg. 6., wordt door 'B.'
nogmaals op de laatstgenoemde inscriptie gewezen - nu gepreciseerd als
'kinderhand uit de 16e-eeuw' - naar aanleiding van een rijmpje uit
Zuid-Afrika:
Dit boek hoor toe aan Jakob Man
Op grootfontein, bij stasie Pan
Die het vindt, geef het weer
Voor een appel of een peer,
Maar o, wee' die dit niet doet
Krijgt een klap hard op zijn snoet.
Het Boek (2e reeks), jrg. 6., p. 181.
Bidden
Deze boek is van mij
Mijn naam die staat er onder bij
Wie dezen boek gevonden heeft
En hem aan mij niet weer en geeft,
Zal zoveel Weesgegroeten lezen,
Als er letters mogen wezen
In heel den boek, van voor tot achter,
Hier staat mijn naam en voornaam achter.
Kruizinga, 46. Was getekend 'Rutten'. Vindplaats niet
genoemd. Bidden als straf is uiteraard een variant op het idee van de
absolutie, welke de katholiek gegeven wordt na de biecht, en die
meestal bestaat uit het bidden van een aantal weesgegroeten of
onzevaders. Een variant op het vers trof ik aan in een met de hand
geschreven gebedenboek (HS 3) uit de zestiende eeuw, in de collectie
van de bibliotheek van de Theologische Faculteit in Tilburg. In een
eerste handschrift staat op het schutblad:
Dit boeck hoert toe Lysbeth Jan van Dungens huysvrouwe;
diet vijnt die gevet hoer weder om Gods wille.
Een tweede eigenaar noteerde later:
Peter Jan Masten Broek hoort dit boek toe en al die
dit boek niet weder om geeft, die moet voor elke letter eenen
rozenkrans bidden.
Galg
Die desen boek vint
En niet weederom en bringt
Is het heer of is het knegh
De galge is zijn regh
Kruizinga, 45. De ondertekening van de verzen is: 'Lambertus
Schof van Henis, AO 1786'. Vindplaats: 'Op het schutblad van een oud
gedenkboek'.
Dit boeck comt toe bertje luden
die dit fint salt hem weder brengen
Om een appel Om een peer
Hangen doet zeer
hangen is recht
dat doet de beul of zijn knecht. 1637.
Het Boek (2e reeks), jrg. 6., p. 223, fr. [frater]
B.K. Vindplaats: HS 77 v.h. Biss. Mus. Haarlem.
Dit boekje is mij lief
Die het steelt, die is een dief
Heer of knecht,
Hangen is 't recht.
Kruizinga, 47. Bron: 'Zaanstreek'. Ook dit rijm oorspr.
uit Boekenoogen, Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwezen II (1904) p.
217. Geciteerd door Thompson, p. 111.
Dieses Buch ist mir lieb;
wer mirs stiehlt, der ist ein Dieb,
es sei Reiter oder Knecht,
so ist er an den Galgen gerecht.
Kruizinga, 47. Bron: 'Sachsenspiegel'. Ook in Tijdschr.
voor boek- en bibliotheekwezen II (1904) p. 165, en daar een anoniem
bericht. Daar wel de informatie dat de bron is: 'Dr. London in 'Zeitschrift
für den Deutschen Unterricht' [hier zonder verdere gegevens].
Thompson ontleent aan Wattenbach een variant die als volgt luidt, en
die circa 1450 geschreven werd:
Das Buch ist mir lib,
wer mirss sthilt, der ist ein dip:
ess sey ryter oder knecht,
so ist her an den galgen gerecht.
Thompson: Bibliologica comica, p. 102.
Variant hierop na de vierde regel:
Wer mirs aber wiederbringt
der ist ein Engelgotteskind.
Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwezen II (1904) p.
165. Vindplaats: boek uit 1509, in bezit joodse gemeente van Wenen.
Wer mirs aber wiederbringt,
den hab' ich lieb.
Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwezen II (1904) p.
165. Vindplaats: idem ?
Wer das puch [boek] stehl, desselben chel
Muzze sich ertoben
Hoch an eim Galgen oben.
Geciteerd door Thompson, uit: Leiningen &
Westerburg, German Book-plates, p. 45.
My Master's name above you se,
Take heede therefore you steale not mee;
For if you doe, without delay
Your neacke . . . for me shall pay.
Looke doun below and you shal see
The picture of the gallowstree;
Take heede therefore of thys in time,
Lest on this tree you highly clime.
De verzen worden, zoals aangekondigd, gevolgd door een
tekening van de galg. Thompson geeft deze waarschuwing (Bibliologica
comica, p. 102) op gezag van W.J. hardy (Book-Plates, Londen 1897, p.
163) en dateert haar op de 16de eeuw. Een Nederlandse vertaling werd
mij toegestuurd door Dr. H. Mulder, die verzen en tekening aantrof in
Orison Swett Mardens 'Worstelen en overwinnen (Amsterdam 1896). De
tekst luidt:
Let wel: Mijns eig'naars naam staat daar (handtekening
ernaast: Cornelis Baars)
En wie mij steelt komt in gevaar
Dat men hem voor deez'snoode daad
Met zijnen nek ... betalen laat
Hoe hierbij wordt te werk gegaan
Toont onderstaande galg U aan
Neem bijtijds U dus in acht
Voor 't lot 't wel aan deez' galg U wacht
Qui te furetur, tribus lignis associetur.
Niet door Thompson (Bibliologica comica, p. 99)
vertaald, maar waarschijnlijk aldus bedoeld: de 'tribus lignus' is de
'houten driepoot', de galg. En:
Qui rapit hunc librum, demon frangat sibi collum. [Zal
door de duivel aan de nek gehangen worden.]
Thompson. Bibliologica comica, p. 99.
Qui che livre emblera
A gibet de Paris pendu sera
Et, si n'est pendu, noiera
Et si ne noie, il ardera
Et si n'art, pire fin sera.
Rubriek Varia in Tijdschr. voor Boek- en
bibliotheekwezen, jrg. X, 1913, p. 125. Bron: ontleend aan The
Manchester Guardian, geciteerd in Notes and Queries van 12 maart 1913,
en daarna dus in TVBBW. Ook in Thompson, Bibliologica comica, p. 103.
met spellingsvariant voor de laatste regel en als bron: English
Historical Review, XIII (1898), p. 138. Thompson noteert dat het
volgende rijm meestal voorafgegaan wordt door een tekening van Pierrot
aan de galg:
Aspice Pierrot pendu
Qui hoc [variant: hunc] librum n'a pas rendu;
Si hoc librum reddidisset
Pierrot pendu non fuisset.
Rubriek Varia in Tijdschr. voor Boek- en
bibliotheekwezen, jrg. X, 1913, p. 125. Bron: ontleend aan The
Manchester Guardian, geciteerd in Notes and Queries van 12
maart 1913, en daarna dus in TVBBW. Het inschrift werd echter al in
1907 afgedruk in Intermédiaire des chercheurs, 1907 II, kol. 580,
ingezonden door Beaujour en gelijktijdig door Benedict, die zich dit
inschrift herinnerde als gangbaar onder studenten circa 1850. Thompson,
p. 107, geeft een variant waarbij de twee laatste regels zijn
verwisseld.
Vervalsing bestraft
Thompson noemt in Bibliologica comica, p. 98, de
berijmde tekst die de auteur van de Sachsenspiegel, Eike von Repgow,
opnam (in handschrift: de Sachsenspiegel 'verscheen' circa 1240)
Groôz angest gêt mich an
ich vorchte daz manich man
Diz bûch wille mêren
unde beginne recht virkêrren
Unde zî des ane mich.
sô weiz mich Got unschuldlich,
den dâ nieman kan betrûgen
Der wizze ouch daz sie liegen,
Des ne kan ich nie bewaren.
alle die unrechte varen,
Unde werven an disseme bûche,
den send ich disse vlûche,
Unde de valsch hîr zû scriben
diu miselsucht muz in beclîben.
Thompson meldt niet dat het hier dus een schrijver
betreft die degenen vervloekt die zijn boek zullen overschrijven en
'uitbreiden' (mêren) maar die daarbij fouten of onwaarheden zullen
invoegen. Toen Petrus de la Faille, voormalig predikant in Koudekerke,
zich bekeerd had tot de roomse religie, schreef hij daarover een boek:
'Bekeeringe van P. de la Faille' (Antwerpen, by P.J. Parys, 1764).
Behalve door zijn portret liet hij zijn werk ook voorafgaan door een
op rijm gestelde waarschuwing tegen mogelijke protestantse herdrukken
waarin de feiten verdraaid zouden worden.
Sy [de protestanten] zullen 's nachts misschien, die
't ware Licht verfoeyen
Onder deês goede Terw' [tarwe] veêl Onkruyt komen
stroeyen
Door een vervalsten Druk by hun voor goet-gekeurt,
Tot eeuwig Ziel verlies, gelijk het meer gebeurt.
Daarom, zo meldt De la Faille, heeft hij de boeken van
een merkteken voorzien, 'Op dat dit Boek altyd mag blijven ongeschent'.
Dit merk bestaat uit zijn handtekening. Mijn exemplaar bevat die
handtekening niet.
Eeuwige verdoemenis
Hij die dit boek wegneemt met de bedoeling het niet
terug te geven, loopt dezelfde verdoemenis op als Judas, Annas,
Kajafas en Pilatus. Amen
Kruizinga, 49. Vindplaats: 'In een boek te St. Albans'.
Dit is bij benadering de vertaling van het anathema dat Frédéric
Alix noemt in de Intermédiaire 1907 II, kol. 391:
Quisquis eum inde aliquo ingenio non redditurus
abstulerit, cum Juda proditore, Anna et Caipha atque Pilato
damnationem accipiat.
Alix noemt als vindplaats: MS 95 uit de schenking van
Christina v. Zweden in de Bibl. Vaticana.
Gematigd verzoek
Suster Engelken in het clooster van Orten hoort dit
boeck toe, die het wint die geeft het wederom en sal niet qualick
doen. Maria Jesus Anno 1676.
Kruizinga, 51. Vindplaats niet genoemd. Kruizinga
ontleent dit aan Boekenoogen: Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwe
II (1904) p. 216. Alwaar de vindplaats is: HS Mij. Lettk. 267.
Hel en Duivel
Dit boeck hoert toe suster van Vijnbarghen, die dat
vijnt die ghevet hoer veder om Goedes willen of die duvel smijt hem
daer neder daer.
Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwezen II (1904) p.
217; Boekenoogen. Vindplaats: HS GB 8 [octavo] 71, Stadsarchief
Keulen. Ook geciteerd, zonder vindplaats of bron, door Kruizinga, 52.
Deze boek behoort toe aan N....;
Die hem vindt en wederbrengt,
Die zal hebben, wat hij verdient.
Die dat niet en doet,
De duvel zal hem trekken
Mee zijn slinke voet
Tot in d'helle
Mee zijn verbrande snottebelle!
Kruizinga, 46. Vindplaats: 'In een boek uit Zottegem.'
This is Thomas Jones's book -
You may just within it look;
But you'd better do no more,
Dor the Devil's at the door,
And will snatch at fingering hands:
Look behind you -- there he stands!
Thompson, p. 109.
Who lets this book be lost,
Or doth embesell yt,
God's curse will to his cost,
Give him plagues in hell fytt.
Geciteerd door Thompson, Bibliologica Comica, p. 103.
Qui nituntur eum auferre de fraternitate, descendant
in infernum Viventus cum Dathan et Abyron.
Duivel als beul
Dit boeck hoert toe Gheertruyt Lubberts, die dat
vindet die brenghet haer weder om Gods wil, of die duuel sel se peken
mit een pic stoeck.
Kruizinga, 52. Bron: 'getijdenboek op perkament in het
Bisschoppelijk Museum te Haarlem, geschreven in het begin van de
zestiende eeuw (waarschijnlijk afkomstig uit de abdij van Berne)'; de
toevoeging is om meerdere redenen dubieus. Ook fr. B.K. noemt dit in
Het Boek (2e reeks), jrg. 6, p. 223, en noemt als bron Meinsma (p.
168) en Wattenbach (p. 534). De varianten met 'goedes wil' worden door
Boekenoogen gehouden voor de meest gangbare vorm. Hij geeft
voorbeelden:
Item dyt boec hoert toe suster Ian Everwijns, die dat
vynt die geeft hoer weder om Gods wille.
Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwezen II (1904) p.
216; Boekenoogen. Vindplaats: HS Mij. Lettk. 239. Of:
wel [wie] dat vynt de brenget my weder omme Godes
wille.
Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwezen II (1904) p.
216. Boekenoogen. Vindplaats: HS Mij. Lettk. 235.
Dit boeck hoert to Aven ten Grave weer vynt de benaket
[overhandige] oer um Christum.
Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwezen II (1904) p.
216. Boekenoogen. Variant op 'om Goedes wille'. Vindplaats: HS Mij.
Lettk. 285.
Dit boec hoert toe Gelre in dat kloester toe Nasareth
suster Leeuschoen toe daer wilt dat weder bestellen om Gaeds wyll.
Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwezen II (1904) p.
216; Boekenoogen. Vindplaats: Ms. Germ. qu. 1085, KB Berlijn; ontleend
aan De Vreese: HSS van Ruusbroec. Nogmaals de duivel:
Dyt bock hort Methken van Holte;
De dat vind, de do dat wedder,
Edder de Düvel vorbrennt em dat ledder (= leder =
vel)
Hoet dy!
In Thompson: Bibliologica comica, p. 105; 17e of 18e
eeuw, laagduits.
Waarschuwingen op ex librissen
"De Weense humanist Johann Cuspenian liet in 1520
op zijn exlibris zijn eigen portret aanbrengen. Er onder stond in het
Latijn, dat hij zijn beeltenis had laten plaatsen om dieven af te
schrikken..."
Kruizinga, 57. Bron niet genoemd.
De tekst van een exlibris voor C. Serrurier, gemaakt
door Bertha Bake; rondom de tekst zijn kwelduiveltjes te zien:
Wie mij niet terugbrengt aan C. Serrurier, die krijgt
als vergelding deez' kwelduivels mee.
Kruizinga, 57.
Geef mij terug aan A.R. Bake, zoo niet, dat u de
wroeging krake!
Kruizinga, 57. Exlibris-tekst gemaakt door Bertha Bake.
Dit boek moet worden teruggebracht --- anders bel ik
vijf maal acht.
Kruizinga, 58. Bron: 'exlibris van een kennis'. 88888
was het telefoonnummer van de politie.
Dies Bethbichl ist in Hendt eins Pestkrankh gewest.
Man mag es sohin nicht weitter geben.
Of: Dit gebedenboek is in handen van een pestlijder
geweest; men mag het daarom niet verder doorgeven.
Thompson (Bibliologica comica, p. 99) veronderstelt,
waarschijnlijk terecht, dat dit een 'nep'-beveiliging is om diefstal
te voorkomen door levensgevaar te suggereren. Het desbetreffende boek
dateert uit het eind van de zeventiende eeuw en werd gesignaleerd door
G.A. Crüwell in 'Die Verfluchung der Bücherdiebe', Archiv für
Kulturgeschichte, IV (1906), p. 206. Dit is, voor alsnog, de oudste
bewijsplaats van het geloof dat boeken ziekten konden overdragen.
Macaroni-varianten
Quis vult hoc [sic] librum stehlen
pendebit an der Kehlen,
Deinde veniunt die Raben
Volunt ei oculos ausgraben.
Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwezen II (1904) p.
165. Geen bron.
Variant hierop (eerste twee regels niet gegeven):
Quelle honte ce sera
pro suis parentibus
De le voir en ce lieu-là
pedibus pedentibus.
Tijdschr. voor boek- en bibliotheekwezen II (1904) p.
165. Geen bron.
Dezelfde variant in Het Boek (2e reeks), jrg. 6, p.
223, fr. B.K., eveneens zonder bron, maar met de bron van het
voorbeeld ('Deinde veniunt die Raben') en wel: 'Wattenbach'.
Variant hierop:
Hic liber est meus
Testis est Deus:
Qui hunc liber vult stelen [sic]
Pendere debet aen sijne kele
An esset Dominus ofte knecht
Ad patibulum is zijn recht
Tunc venit Ansken [= Hansken, Hansje, de dood of de
duivel] met sijn bellen
et trahit eum in de helle.
Het Boek (2e reeks), jrg. 6, p. 223, fr. B.K. Een
variant hierop met de raven die de ogen uitpikken in Thompson, p. 107,
met als laatste woorden van de gehangene: 'Ach, ach, ach!' Een variant
die een aantal thema's combineert:
Qui ce livre dérobera,
Pro sui criminibus,
Sa tête au gibet postera
cum aliis latronibus;
Quelle honte ce sera
Pro suis parentibus.
Si hunc librum reddidisset,
Pierrot pendu non fuisset.
Engels-Latijn:
Si quisquis furetur
This little libellum,
Per Bacchum, per Jovem!
I'll kill him, I'll fell him,
In ventrem illius
I'll stick my scalpellum,
And teach him to steal
My little libellum.
Qui plus vult teren
Quam suum plouch potest eren
Tunc sequitur stelen,
Post hoc hanghen bi der kelen.
Het Boek (2e reeks), jrg. 6, p. 223, fr. B.K. Dus: uit
geldgebrek boeken stelen.
Hic liber est mein!
Ideo nomen meum scripti drein.
Si vis hun librum stehlen
Pendebis an der kehlen!
Tun veniunt die Raben,
Et volunt tibi oculos ausgraben;
Tunc clamabis: Ach! ach! acht!
Ubique tibi recte geschach.
Tijdschr. voor boek- en biliotheekwezen, jrg. V
(1907), p. 291, C.P. Burger. Vindplaats: 'gecopieerd'; in Thompson op
pagina 107 met kleine varianten in schrijfwijze, en daar als bron:
Leiningen-Westerburg, German Book-Plates.
Hic meus est liber
And that I will show;
Si aliquis rapiat
I'll give him a blow.
Rubriek Varia in Tijdschr. voor Boek- en
bibliotheekwezen, jrg. X, 1913, p. 125. Ook in Thompson, p. 107.
Si quisquis furetur
This little libellum,
Per Bachum, per Jovem!
I'll kill him, I'll fell him.
In ventrem illius
I'll stick my scapellum
And teach him to steal
My little libellum.
Thompson, p. 107, geciteerd uit Notes and Queries, 14
oktober 1854, p. 309.
Een Frans voorbeeld van macaroni-latijn:
Si hunc librum par aventure,
Reperies sur ton chemin,
Redde mihi la couverture
Quae facta est de parchemin;
Tibi dabo un sou marqué
Ad bibendum à ma santé
Le jour nommé la Trinité.
Vertaling: Als dit boek door omstandigheden/ opduikt
op jouw weg/ Geef mij dan het omslag terug/ Dat gemaakt is van
perkament/ Ik geef jou dan een gemerkte [= niet-valse] stuiver/ Om op
mijn gezondheid te drinken/ Op de dag van de Drieëenheid Gemeld in
Intermédiaire 1907 II, kol. 391; Thompson noemt een variant (p. 108),
eveneens gemeld in Intermédiaire 1907 II, kol 579-580.
Boek van het leven of der levenden
May the name of the individual who destroys this
memorandum [that the book was bought for the monastery; = een
vriendelijke manier om diefstal te benoemen] be deleted from the Book
of Life.
Lawrence S. Thompson, Bibliologica Comica p. 93.
Vindplaats: Syrisch manuscript, 7de of 8ste eeuw.
Si quis aliquem [librum] aut furto, aut rapina,
quoquove modo auferre temptaverit, deleatur nomen ejus de libro
vivantium, et cum justus non scribatur, sed gehennalibus flammis
traditus sine fine crucietur. Amen.
Meinsma: Middeleeuwsche bibliotheken; Amsterdam,
Binger, 1902; p. 67.
Zelfmoord aan de galg
This blessed book belongs to the church of the
monastery of Sinai, and whoever takes it away or tears a leaf from it,
ay the Virgin be a foe to him, and may his fate be one with the fate
of Judas Iscariot.
Geciteerd door Thompson, Bibliologica comica, p. 9.76,
uit K. Sololev, K legendam ob Iudye predatelye, Krakow, 1908, p. 104,
noot 1. Het betreft een vertaling van een in het Arabisch geschreven
tekst 'op het schutblad van een Syrisch manuscript'.
Het eeuwige gemis van God
Qui me furetur, me reddat vel suspendatur.
Qui me furetur, baculo bene percutietur.//
Qui fraudauerit hun anathemate percutiatur
Atque dei genitricis [=Maria] eum vindicta sequatur.//
Lauda scriptorem, donec videas meliorem.
Non uideat Christum, qui librum substrahit istum.
Waarbij de vloek dus is: Wie dit boek steelt, zal God
niet aanschouwen (Non uideat Christum). Geciteerd door Thompson (Bibliologica
comica, p. 99), uit: 'Altschlesische Schreibverse', in: Mitteilungen
der Schlesischen Gesellschaft für Volkskunde, XIX (1917), p. 27. De
straf van het niet zullen aanschouwen van God (de eeuwige verdoemenis
dus) ook in Intermédiaire 1907 II, kol. 579:
Quis rapiat istum librum
Non videbit Jesu Christum
Sed ibit in infernum
Ad bruciandum in aeternum,
Cum tota turba diabolorum
Per omnia saecula saeculorum.
[Wie dit boek steelt
Zal Jesus Christus niet aanschouwen [i.e.: niet in de
hemel komen]
Maar branden in de hel
En tot in de eeuwigheid garen,
Met alle duivelsscharen
Tot in de eeuwen der eeuwen.]
Deze bijdrage werd ingezonden door Henry Prior; zie
zijn Gli Ex-libris italiani, 1902.
Boekenwurm
De volgende vervloeking trof ik aan op een
Internetpagina van Littera Scripta, verzorgd door Deanna Ramsay. Zij
schrijft:
"From the Monastery of San Pedro, Barcelona, a
blanket curse for the entire library...(I really wish this one existed,
but unfortunately, it appears that it is apocryphal -- there is no
monastery in San Pedro. It's so nasty though that I include it anyway.)"
De tekst luidt:
For him that Stealeth a
Book from this Library,
Let it change into a
Serpent in his hand & rend him.
Let him be struck with
Palsy, & all his
Members blasted.
Let him languish in
Pain crying aloud for
Mercy,
Let there be no
Surcease to his Agony till he sink to
Dissolution.
Let Bookworms gnaw his
Entrails in token of the
Worm that dieth not,
When at last he goeth to his final
Punishment,
Let the flames of hell consume him for ever & aye.
Bronnen - Sources
The best source
on this subject is Lawrence
S. Thompson; 'A cursory survey of Maledictions', in: 'Bibliologica
Comica', Hamden, Conn., 1968, in which also is a chapter on 'Bibliokleptomania'.
See also Lawrence S. Thompson, 'Bibliological Maledictions revisited'
in: 'Maledicta', 1978, p. 182.
Dutch sources:
'Aantekeningen van boekeneigenaars', in 'Tijdschrift
voor boek- en bibliotheekwezen', jaargang II (1904), p. 215.
'Een kling-dicht van Zacharias Heyns en eene berijmde
verwensching' in 'Het Boek - Tijdschrift voor boek- en
bibliotheekwezen' (2e reeks), jaargang IV, p. 230.
'Een bedreiging tegen boekendieven in een Afrikaansch
kinderboek' in 'Het Boek - Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen'
(2e reeks), jaargang VI, p. 181.
'Nog andere bedreigingen tegen boekendieven'; in 'Het
Boek - Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen' (2e reeks),
jaargang VI, p. 223.
'Verwenschingen boekendieven'; in 'Tijdschrift voor
boek- en bibliotheekwezen', jaargang II (1904), p. 165.
'Liefhebbers-dieven van boeken'; in 'Tijdschrift voor
boek- en bibliotheekwezen', jaargang II (1904), p. 5.; dit is een
samenvatting van het boek van CIM: 'Amateurs et voleurs de livres'.
Versje in 'Tijdschrift voor boek- en
bibliotheekwezen', jaargang V (1907), p. 291.
'Een bedreiging tegen boekendieven'; in 'Het Boek -
Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen' (2e reeks), jaargang VI,
p. 257.
'Tegen boekendieven'; in 'Tijdschrift voor boek- en
bibliotheekwezen (2e reeks), jaargang X, p. 125.
Een groot aantal voorbeelden
is verzameld
door J.H. Kruizinga in 'Tussen papyrus en paperback - Lotgevallen van
boeken', Amsterdam, z.j. Helaas heeft Kruizinga het nauwkeurig
vermelden van bronnen in dezen niet als belangrijk beschouwd.
Over het stelen van boeken in het algemeen bestaat een
uitgebreide literatuur van bespiegelingen en bekentenissen. Hier
volgen slechts de belangrijkste:
P. Allessandra Maccioni Ruju & Marco Mostert, 'The
Life and Times of Guglielmo Libri (1802-1869)'; Hilversum, 1995. A
Dutch Publisher (Verloren) but in English.
Nicholas A. Basbanes' 'A Gentle Madness' has a long
chapter on modern book thieves: 'The Blumberg' collection.
Alberto Manguel: 'Een geschiedenis van het lezen';
Amsterdam 1998; chapter: 'Boeken stelen'.
Holbrook Jackson, 'The Book about Books', New York
1981; part XVII: 'Borrowers, Biblioklepts, and Bestowers'.