West 11th
Alles gaat verkeerd. De lunch loopt
uit, het verkeer zit vast, en als ik veel te laat de ingang van New York
University gevonden heb, weet de portier van niets. Het is vakantie, er
zijn geen colleges. Het is geen college maar een lezing, zeg ik.
Zwetend en met beslagen brillenglazen betreed ik even later toch een
schaars verlichte gehoorzaal, waar een twintigtal dames en heren naar
Carole Klein luistert. Klein heeft een biografie over Aline Bernstein
gepubliceerd, en Bernstein was, zo zegt de tekst op het stofomslag 'de
beroemde decorontwerpster en maîtresse van Thomas Wolfe'. De
luisterende dames en heren zijn allen, net als ik, lid van de Thomas
Wolfe Society, en dit is hun jaarlijkse pelgrimage.
Het licht gaat aan, en ik ontdek Aldo, de secretaris. Hij is zeer
verguld met mijn aanwezigheid, want tenslotte kom ik, vindt hij,
helemaal uit Europa om deze Wolfe-dag bij te wonen. Zelf heb ik meer het
gevoel dat ik toevallig toch in de buurt ben. De kantine is dicht; het
is vakantie; we moeten ons haasten, want we worden verwacht door de
eigenaar van een van de huizen waar Wolfe gewoond heeft: elfde straat
west.
Wolfe had veel adressen in Manhattan en Brooklyn. Vorige week zag ik al,
van de buitenkant, het herenhuis in Brooklyn Heights, daar waar de
beroemde foto genomen werd van Wolfe die zijn ijskast als schrijfbureau
gebruikt.
De bewoner van het pand in de elfde straat ontvangt ons zittend.
Gebroken been. We mogen rondkijken in de kamers, waar niets meer
herinnert aan de schrijver. Als we dat gedaan hebben, spreekt Aldo de
groep toe. We weten niet zeker, zegt hij, of Tom hier woonde of op de
eerste verdieping.
Voor alle zekerheid betreden we dus ook die heilige eerste verdieping.
Maar ook daar stond geen ijskast.
|