|
|
Ed
Schilders
Boeken
op Vakantie (14) - Ermenonville
Ermenonville
Onze Griekse vriend Elias geeft
slechts met tegenzin toe. Een uurtje later zitten we aan de waterkant
van het grote park in Ermenonville. Op een eilandje staan een tiental
populieren in een cirkel, en daartussen bevindt zich de hoge graftombe
van Jean-Jacques Rousseau. "Die is leeg," moppert Elias. Als
we later op de stenen 'Tafel van de filosofen' de charcuterie
uitstallen, vernagelt hij de idolatrie van de Fransen.
Soms is het een alibi om ergens heen te gaan waar niets te beleven valt,
een andere keer is het een bedevaart, dan weer kom je er bij toeval in
de buurt. Frankrijk is rijk aan huizen, graven, en kleine musea die
herinneren aan schrijvers. En Elias heeft gelijk: de Fransen hebben ook
een talent om zelfs met het onbeduidende de Michelingids te halen. Het
lege graf van Rousseau, het museumpje in Fontaine-de-Vaucluse dat in
niets meer aan Petrarca herinnert. De stad Arles, die Van Gogh heeft
weggejaagd, en die niet eens zijn oor heeft bewaard.
Toerisme of niet, het is nooit druk in die kleine bedevaartplaatsen. De
mevrouw van het popperige huisje waarin honderd jaar geleden Georges
Sand woonde, zit zich te vervelen, en de meneer van het Museon Frédéric
Mistral is duidelijk zeer verheugd dat hij weer eens een klant heeft.
Zal hij me ook voorgaan naar het kerkhof? In de boerderij waar Rabelais
geboren werd, houdt niemand me tegen als ik mijn schoenen uitdoe en in
het gerestaureerde hemelbed stap.
Hopelijk blijft die rust, ook nu John Ardaghs Writers' France verschenen
is. Het is een mooi uitgevoerde gids die langs tientallen literaire
bedevaartplaatsen leidt. Zo mooi, dat je er eventueel best mee kunt
thuisblijven om lezend een pelgrims-sprintje te trekken, dwars door
Frankrijk. Ik heb twee exemplaren gekocht. Het tweede is voor Elias.
Sprinten, dat deed ook Chateaubriand toen hij zijn befaamde pelgrimage
naar het Heilig Land maakte, zoals vervat in zijn Itinéraire de Paris
… Jérusalem. G. Lenôtre heeft daarover een onderhoudend stukje
geschreven in Existences d'artistes, waarin hij de indrukken van de
schrijver vergeleek met die van huisknecht Julien, die met hem
meereisde. "We waren tot de tanden gewapend," schrijft
Chateaubriand heldhaftig, "en droegen Franse kleren." Julien
klaagt, "We waren zeer slecht gekleed met onze Arabische gewaden
over onze Franse kleding heen."
De sprint - elf maanden reizen om drie dagen in Jeruzalem te zijn - zou
nog bijna mislukt zijn. Ter hoogte van Malta verging het schip bijna. Zo
hoog waren de golven, dat Julien alvast een briefje schreef met het
bericht dat Chateaubriand verdronken was. Hij deed het in een fles en
gooide die in zee. Maar net als in de heiligenlevens en in de memoires
van Casanova, kwam de storm als door een wonder tot bedaren.
Chateaubriand ligt voor de kust van Saint-Malo begraven op het
schiereilandje dat Le Grand-Bé wordt genoemd. Vóór de vloed komt moet
je er weer af zijn. Het was zijn laatste wens om in dit graf met
uitzicht op zee te worden bijgezet. Een bronzen plaquette maant:
"Een grote Franse schrijver (iemand heeft boven 'Franse' met een
viltstift 'Bretonse' geschreven) heeft hier willen rusten om slechts de
zee en de wind te horen; voorbijganger, respecteer zijn laatste
wil".
In zijn Mémoires d'outre-tombe heeft Chateaubriand beschreven hoe hij
geboren werd. Tijdens een stormnacht, in een huis nabij de zee. "Er
gaat geen dag voorbij of ik zie in gedachten de rots waarop ik geboren
ben en de kamer waarin mijn moeder me belastte met het leven, en ik hoor
de storm die mijn eerste slaap wiegde." Toen hij stervend was,
schrijft Victor Hugo in Choses vues, "was Chateaubriand bijna weer
terug in zijn jeugd." En we kunnen nog verder terug. De Grand-Bé
werd niet alleen de plaats bij uitstek voor zijn laatste slaap omdat
stormen, golven, en wind, zijn leven en zijn getourmenteerde
romantisch-katholieke geest beheersten, het was vooral zijn graf omdat
hij daar, in de tombe, terug op die rots, opnieuw in die kamer, voor
altijd in zijn moeder was.
Misschien dat je daarom naar huizen, graven en musea van schrijvers
reist. Om de geboorte te ervaren. Van de literatuur.
Drie dames van middelbare leeftijd zitten zich in het duinpan achter het
graf van Chateaubriand veel te luidruchtig af te vragen waar de Paturain
is. Ik hoor ieder gemopperd woord, zij zien mij niet. Ik besluit
Chateaubriand te spelen. Met een stem als van gene zijde van de
graftombe roep ik, "Dames! Stilte! Ik kan u horen!"
|
|
|