Bécherel
Je kunt veel thuislaten maar niet je
nieuwsgierigheid. Dus vraag ik de ober wat dat precies betekent, de naam
van zijn etablissement: L'oustal. Het moet, schat ik, een Provençaals
woord zijn, want we zijn in Uzès, en de avond tevoren hebben we gegeten
Chez Mireille, uiteraard zo genoemd naar de heldin uit het gelijknamige
meesterwerk van Frédéric Mistral.
De ober weet het niet, en wat erger is, hij bekent dat zonder blikken of
blozen. Ik vind dat vreemd, maar uit hoofde der hoffelijkheid zeg ik dat
niet. Dit is Frankrijk, en hier is het recht om iets niet te weten al
geregeld tijdens de Franse revolutie, meen ik. De baas zal het wel
weten, zegt hij vriendelijk, en die is er weer vanaf vijf uur.
Andere reis, andere streek: Bretagne. Voornaam land, hoffelijke mensen,
een taal die nog ondoorgrondelijker is dan het Provençaals. Om precies
te zijn: Bécherel, 'une cité‚ pour les amoureux du livre'. In de
boekwinkeltjes is er opvallend veel aandacht voor de eigen cultuur,
folkore en taal, en sommige daarvan zijn aangesloten bij de Association
Savenn Douar. In een ervan mag ik me de gelukkige vinder noemen van een
fraaie herdruk van het meesterwerk van Anatole le Braz, over de dood in
de Bretonse cultuur. Voorop staat een fotootje van een beeld van Ankou,
de Bretonse magere Hein, die wij gisteren nog hebben bewonderd in een
kerkje. Wat betekent dat, 'Savenn douar', vraag ik de dame van de
winkel. Zij weet het niet. Zij past slechts op de winkel. Glimlach,
vriendelijk, dat wel.
Ik weet het nog steeds niet. Daar staat tegenover dat ze in Bécherel
ook nog steeds niet weten wat ik na die reis over hun boekendorp in de
Volkskrant geschreven heb. Uit hoofde der hoffelijkheid stuurde ik een
kopie op. Ik kreeg een correct briefje terug. 'Het spijt ons dat we de
inhoud niet kunnen genieten, want er is hier niemand die Deens kan
lezen.'
|