Het
is 1 december 1973. Minister-president Joop den Uyl spreekt via de
televisie tot het Nederlandse volk. De door Arabische
olie-exporterende landen aan het westen opgelegde olieboycot kan
ernstige vormen gaan aannemen. Werkloosheid dreigt, en het
energieverbruik moet ook in Nederland onmiddellijk omlaag. Den Uyl:
‘Wij moeten beseffen met elkaar dat wij niet kunnen voortgaan
met het verbruik van beperkte voorraden en grondstoffen zoals wij
in de laatste kwart eeuw hebben gedaan.’ En Den Uyl zou zijn
toespraak vervolgd hebben met een pakkende samenvatting: ‘Het
wordt nooit meer zoals het geweest is.’ Die woorden maakten
indruk, want ze werden, zoals dat heet, gevleugeld. De politicus
G.J. Schutte herinnerde zich de zin nog heel scherp, in 1999 in
een interview. ‘Dat soort uitspraken in markante situaties’,
zei Schutte, ‘blijft hangen.’ En NRC Handelsblad
schreef in 1993, bij de twintigste verjaardag, over ‘Het wordt
nooit meer zoals het geweest is (…) twintig jaar na de
legendarische woorden van Den Uyl.’
Markante
situaties en legendarische woorden, respectabele bronnen en
sprekers; wie twijfelt dan nog aan de feitelijke correctheid? Jaap
Engelsman. Zijn boek Bekende citaten uit het dagelijks
taalgebruik bevat ruim tweehonderdvijftig artikelen over
beroemd geworden en nog steeds veelgebruikte citaten. De
verrassende wending van ‘Het wordt nooit meer zoals het geweest
is’, is dat Joop Den Uyl deze woorden nooit gesproken heeft. Hij
gebruikte in zijn toespraak een heel wat minder pakkende zin: ‘Zo
bezien, keert de wereld van voor de oliecrisis niet terug.’
Engelsman
bespreekt meer van zulke pseudo-citaten. Bijvoorbeeld ‘Heine
heeft gezegd: als de wereld vergaat, ga ik naar Nederland, want
daar gebeurt alles vijftig jaar later’, of Colijns ‘Gaat u
maar rustig slapen.’ Heine heeft dat nooit gezegd, en Colijn zei
weliswaar iets dergelijks in 1936, maar niet, zoals vaak wordt
aangenomen, op 9 mei 1940, de avond vóór de Duitse inval. Ook
Van Speyks ‘Dan liever de lucht in’, en Galileo Galilei’s
gemompelde ‘En toch draait ze’, blijven zich in ons
taalgebruik met groot succes verzetten tegen de feitelijkheid.
Blijkbaar passen woorden en omstandigheden soms zo mooi bij elkaar
dat ze een eigen leven moeten blijven leiden. Wie de spreker was,
wanneer hij sprak, en de juiste formulering: de doorsnee
taalgebruiker gebruikt nu eenmaal voetnoten noch bronverwijzingen.
Het gaat om zeggingskracht, gebruiksvriendelijkheid, en
toepasselijkheid. Soms leent een citaat zich voor stramienvorming,
zoals Willem Elsschots ‘Tussen droom en daad…’, waarbij een
of meer elementen naar behoefte vervangen kunnen worden (‘Tussen
voorspel en daad…’) Of de varianten op Descartes’ ‘Ik
denk, dus ik ben’: ‘Ik denk, dus ik ben strafbaar.’ Elk
artikel in Bekende citaten uit het dagelijks taalgebruik
bevat een onderdeel met voorbeelden van zulke op zichzelf weer
spitse en humoristische variaties of verhulde verwijzingen. Of
vergissingen à la Schutte. Engelsman maakt daarbij dankbaar
gebruik van het internet als reservoir van teksten en, dankzij de
zoekmachines, als meetinstrument voor gebruiksfrequentie.
De
artikelen in Bekende citaten zijn onwaarschijnlijk goed
nagezocht, en dat onderzoek wordt zorgvuldig verantwoord in de
bronvermelding. Het is dus geen citatenboek in de traditionele
zin, maar een boek met taalhistorische speurtochten naar
bewijsplaatsen die samen de biografie van het citaat vormen. Bijna
verontschuldigt Engelsman zich als hij zich met betrekking tot ‘Een
rijk waar de zon nooit ondergaat’ moet beperken tot ‘een
aantal steekproeven in de immense hoeveelheid geschiedenisboeken’.
Hij had ze ongetwijfeld graag allemaal gecontroleerd, maar ook zo
lukt het wel. Meestal wordt tegenwoordig bij het genoemde rijk
gedacht aan keizer Karel V, maar in oorsprong betrof het het rijk
van zijn zoon Filips II. De volgende vraag is dan wanneer die
verschuiving heeft plaatsgevonden, en hoe.
Het
oudste citaat (in dit boek) is de beginregel van psalm 23: ‘De
heer is mijn herder’ uit circa 750 vóór Christus,
toegeschreven aan koning David. Het jongste: ‘De leugen regeert’,
van koningin Beatrix (1999). Tussen die royalty bevindt zich een
merkwaardig gezelschap van woorden die we niet willen vergeten
omdat ze zo gebruiksvriendelijk en toepasbaar zijn. ‘De
aandeelhouder wint’ (Alexander Pola) en ‘Een vat vol
tegenstrijdigheden’ (Multatuli). ‘Roept u maar!’ (Willy
Alfredo) en ‘God is dood’ (Nietzsche). Welke
wielerverslaggever vroeg ook al weer om rugnummers, omdat hij aan
namen niets had? Ooit hebben ze allemaal iets heel goed gezegd,
maar het is nu voor het eerst ook heel goed gedocumenteerd.
Veelgebruikte citaten van recentere datum die Engelsman opnam,
zijn bijvoorbeeld: Rare jongens, die Romeinen; Goede tijden,
slechte tijden; Toen was geluk heel gewoon; De schaamte voorbij;
en Uithuilen en opnieuw beginnen. De jeugdigheid van deze citaten
is niet altijd een garantie voor een minder complexe geschiedenis.
Een van de meest verbluffende artikelen is ‘Een kaars (of vlam)
in de wind’, dat uiteraard opent met Elton John en Bernie Taupin,
Marilyn Monroe en Lady Di. Maar dan. Alexander Solzjenitzyn met
een gelijknamig toneelstuk (in 1973, het jaar waarin John’s Candle
in the wind werd uitgebracht), de evangelist Lucas en zijn
korenmaat, Jacob Cats en ‘een keerse van den wint gedreven’, de Engelse
geleerde Alcuinus in de negende eeuw met zijn ‘lucerna in vento’,
en een van zijn tijdgenoten met hetzelfde beeld: de Chinese
schrijver Bai Juyi. Daarom worden sommige citaten ‘gevleugeld’
genoemd; ze vliegen door de tijd en over lands- en taalgrenzen.
Als dat maar lang genoeg doorgaat, ontstaat er altijd wel ergens
een Babylonische citaatverwarring. Want Engelsmans boek bewijst
juist door zijn ordening in die chaos dat gevleugelde woorden
altijd ook vogelvrij zijn.
Jaap
Engelsman: Bekende citaten uit het dagelijks taalgebruik.
SDU
uitgevers; 560 pagina’s; EURO 39,90
ISBN
90 12 10521 8
|