Gravure
uit een bewerking van Hasenbosch’ dagboek,
uitgegeven in Londen, 1730 |
In
de bibliotheek van het Scheepvaartmuseum in
Amsterdam bevindt zich het enige exemplaar in
Nederland van een Engelse tekst die gebaseerd is op
een Nederlands dagboek. Het boekje, dat slechts 32
pagina’s telt, werd in 1728 in Londen gepubliceerd
onder een voor die tijd gebruikelijke paginalange
titel, waarvan dit de essentie is: An Authentick
Relation of the many Hardships and Sufferings of a
Dutch Sailor, Who was put on Shore on the
uninhabited Isle of Ascencion. De onveranderlijk
beknopte dagboeknotities werden door de ‘Dutch
Sailor’ gemaakt vanaf 5 mei 1725, nadat hij, zoals
hij het zelf op die dag noteerde, ‘Op last van de
commandeur en schippers van de Hollandse vloot
(werd) afgezet op de kust van het eiland Ascencion.’
De onbekende schrijver moest spaarzaam zijn met inkt
en papier, en hij beperkt zich voornamelijk tot
korte beschrijvingen van een ellendige dagelijkse
routine: het uitkijken of er schepen passeren, lezen
in de bijbel, de hallucinaties die hij heeft (en
voor geestverschijningen houdt), en vooral zijn
pogingen om water en voedsel te vinden.
Michiel Koolbergen moet begrepen hebben dat dit ‘authentieke
verslag’ pas echt interessant zou worden als de
vragen die zich aandienden beantwoord konden worden.
Wie was die ‘Dutch Sailor’, waarom werd hij
genadeloos achtergelaten op het toen onbewoonde
Ascencion, op welk Nederlands schip voer hij? En in
literatuurhistorisch opzicht: hoe betrouwbaar is de
Engelse weergave, wie was de vertaler of bezorger? |
In
de tweede helft van Een Hollandse Robinson Crusoë
presenteert Koolbergen een ‘terugvertaling’ van de
Engelse tekst naar het Nederlands met een uitgebreid
commentaar. Daarnaast bracht
hij in kaart welke rol Ascencion gespeeld heeft in de
maritieme geschiedenis tot 1815. Maar het boeiendst is toch
de eerste helft: de speurtocht naar de identiteit en het
leven van de dagboekschrijver, en de aard van zijn misdaad.
Soms met een beetje geluk – het geluk van de goede lezer
– meestal na veel graafwerk in archieven in Nederland en
Engeland. Uiteindelijk blijven er achttien kandidaten over,
de boekhouders op achttien schepen van een VOC-vloot die op
weg was naar Nederland. Een van die boekhouders was Leendert
Hasenbosch. Hij voer op de Prattenburg en werd op dat schip
op 17 april 1725 veroordeeld wegens ‘sodomie’, en kort
daarna ‘voor schelm aan de wal gejaagt’ op ‘Asschentioen’.
Hasenbosch
had geluk. In de regel werden ‘plegers’ van homoseksuele
handelingen zonder pardon overboord gezet. Waarschijnlijk
heeft zijn hogere functie hem voor dit lot behoed. Wie aan
land werd gezet, had tenminste nog een kans opgepikt te
worden door een passerend schip. Dat laatste beetje geluk
had Hasenbosch echter niet, hoe lang hij ook in zijn bijbel
las, en hoezeer hij zijn Schepper ook om vergiffenis smeekte
voor de ‘lust’ die geleid had tot zijn ‘schandelijke
misdaad’. Op 14 oktober (de laatste dagboeknotitie) of
kort daarna moet hij overleden zijn. Zijn dagboek werd in
januari 1726 gevonden door de bemanning van het Engelse
schip de Compton, mee naar Londen genomen, en daar twee jaar
later uitgegeven.
Het
manuscript is spoorloos; zelfs Koolbergen heeft het niet
kunnen vinden. Dat is jammer, want Koolbergen stelt
overtuigend vast dat de gedrukte weergave van Authentick
Relation niet alleen vertaald is, maar waarschijnlijk
ook geredigeerd om het aantrekkelijker te maken voor lezers.
We mogen aannemen dat het origineel, in zijn beknoptere en
ruwere frasering, een nog aangrijpender document is geweest
dan de gedrukte tekst. Het eerste boek dat op Ascencion werd
geschreven, is het dagboek over een hopeloze strijd om te
overleven, over een wrede, tergend langzame dood. Des te
aangrijpender nu de schrijver ervan een gezicht heeft en
behalve een dood ook een leven. Natuurlijk hoort het op de
brede boekenplank van de ‘robinsonades’, maar vanaf het
moment dat Hasenbosch aan wal wordt gejaagd, houdt iedere
vergelijking met Defoe’s klassieker op. Hasenbosch is een
Crusoë, maar dan wel de Crusoë van de zwartste romantiek.
In
Een Hollandse Robinson Crusoë permitteert Koolbergen
zich één lichtzinnige speculatie: de veronderstelling dat
het Daniel Defoe is geweest die het dagboek van Hasenbosch
vertaalde en bewerkte. ‘Het is niet meer dan een hypothese’,
schrijft Koolbergen, ‘zij is hier slechts uit voorzorg
genoteerd voor het geval dat het originele manuscript ooit
boven water komt…’ Wie zoveel speurwerk tot een goed
eind heeft gebracht, zij zulk een optimisme vergund, want
het is een speculatie die van hoop getuigt. Van het
verlangen ook dat het avontuur van onderzoek en duiding met
de publicatie van het boek niet beëindigd is. Voor
Koolbergen kwam het voorlopige einde van de zoektocht met
een bezoek aan Ascencion, het laatste hoofdstuk. Hoewel het
eiland sinds anderhalve eeuw bewoond wordt, ga je er nog
steeds niet voor je plezier naar toe. Faciliteiten voor het
Europese ruimtevaartprogramma Ariane,
telefoonmaatschappijen, en spionagediensten zijn de
belangrijkste adressen. Er is één supermarkt, één
postkantoor, en één kerk. En, schrijft Koolbergen, één
bibliotheekje. Koolbergen overleed vorig jaar, kort na de
voltooiing van zijn manuscript. In de laatste alinea
schrijft hij over dat bibliotheekje: ‘Hier, op een van de
planken, zal eens een exemplaar van het boek staan dat de
ware geschiedenis van de Hollandse Robinson Crusoë uit de
doeken doet.’
Ed
Schilders
Michiel
Koolbergen: Een Hollandse Robinson Crusoë
Menken
Kassander & Wigman Uitgevers; 296 pagina’s; EURO 24,50 |