Hector
Malot (1830-1907) schreef Alleen op de wereld, originele
titel: Sans famille (1878), eigenlijk niet als boek voor
kinderen, maar het is wel als zodanig beroemd geworden en tot de
klassieken van de lectuur voor de wat oudere jeugd gaan behoren. Alleen
op de wereld zou dan ook een ongestoorde populariteit genoten
hebben, ware het niet dat in 1922 frater J.J. Doodkorte tegen het
boek ten strijde was getrokken in zijn opvoedkundige brochure Jeugd
en Lectuur, uitgegeven in Tilburg door de katholieke pedagoog
frater Rombouts.
Doodkorte
rekende Malots werk tot de zogenaamde ‘neutrale’ romans:
boeken die weliswaar geen elementen bevatten die strijdig zijn met
de Roomse zedenleer, maar die die zedenleer ook niet positief
presenteren. Doodkorte:
‘Willen
we een nieuwe, frissche, Roomsche jeugd, die temidden van de
onweerstaanbare verlokkingen onzer moderne cultuur onwrikbaar
palstaat in z'n Roomsche levenspractijk, en geheel en al
afzijdig van het nieuwe heidendom, dan moet zij vreemd
gehouden worden - zooveel als eenigszins mogelijk is - van het
neutrale boek.’
Hoe
venijnig gevaarlijk zulke neutrale boeken kunnen zijn,
demonstreert de pedagoog vervolgens uitgebreid aan de hand van...
‘...een
boek - om maar eens man en paard te noemen - als Hector Malots
Alleen op de wereld, dat helaas in zooveel Roomsche
bibliotheken, op zooveel Roomsche scholen zelfs,
"natuurlijk" nog prijkt. We beschouwen dit werk eens
nader als type van een geheele soort, die spoedig, die morgen
liefst, de verdwijnende moet worden. Voor een
lichtbeelden-avond, voor een vertelling op school biedt 't
verhaal heerlijks tof, mits de verteller 't geheel verwerkt in
Roomschen geest. Maar 't boek zelf, zooals 't er ligt, keuren
we beslist af voor 't Roomsche kind.’
Allereerst
is er volgens Doodkorte de funeste rol die de dieren spelen: de
aap Joli-Coeur en de hond Capi.
‘De
hond Capi en de aap Joli-Coeur, redeneeren, oordeelen,
denken in menschelijken zin. En dat niet 'n enkelen keer,
maar herhaaldelijk. Ook niet als in 'n fabel van Lafontaine,
maar met een al te duidelijken tendenz om het kind op den
bekenden vraag: ‘Hebben de dieren verstand?’, van jongsaf
'n bevestigend antwoord in te prenten. Dat blijkt uit zinnen
als deze: ‘Het hart van een hond is niet minder gevoelig dan
dat van een kind...; de aap heeft niet zooals de honden een
geweten, dat hem gebiedt zijn plicht te doen’. De oude dwaas
Vitalis, die dezen nonsens debiteert, speelt dan nota bene 't
heele boek door de rol van ideaalopvoeder [...] Vooral dat
zinnetje over dat hondegeweten is 'n giftig brokje opium voor
zekere jonge lezers [...] En die heele dierenhistorie is
vooral in onze dagen, nu zoovelen met nadruk betoogen dat de
mensch in wezen niet anders is dan het dier, beslist
verwerpelijk voor de jeugd.’
Een
kruising dus tussen kinderbescherming en anti-darwinistische
pedagogiek.
Daarnaast
heeft Doodkorte kritiek op Vader Acquin die het niet erg vindt dat
Rémy gedurende de lange winteravonden zonder enige belemmering
boeken leest, soms zonder enig ander criterium dan dat de titel
hem wel interessant lijkt. Doodkorte:
‘Een
getuigenis weer, die menig jonge lezer, die z'n geweten zoekt
te sussen bij 't snuffelen in rijp en groen, aan de
boekenstalletjes en in vergeten zolderhoeken, hoogst welkom
moet zijn.’
Maar
dat is ‘niet de zwaarste grief'. Die vinden we in ‘de groote
kanker onzer tijden’, namelijk de onverschilligheid inzake
godsdienst:
‘Onze
Lieve Heer telt practisch niet mee in het leven van den jongen
Rémy. In de gewichtigste oogenblikken, als wanhoop het
eenzame kind aangrijpt en alles verloren schijnt, dan treft
hem wel de schoonheid der natuur, wel de streeling van den
hond, maar geen gedachte aan den Vader der Weezen, Daarboven!
Dan hoort hij "Het Angelus kleppen" [het kleinste
klokje van katholieke kerken] en gaat erop af. Niet om troost
te zoeken in Jezus' Woning, maar "Daar was een dorp, en
zeker ook een bakker"...!’
En
ook het sterfbed van de oude Vitalis deugde niet:
‘En
als in Parijs de bittere ure der scheiding slaat en Vitalis
zijn laatste opwekking geeft aan Rémy tot moed in 's levens
zwaren strijd, dan weet hij ten slotte niets beters te zeggen
dan: "de fortuin begunstigt steeds hen die moedig
weten te strijden". Dat klinkt al even heidensch als
elders in 't boek: "Was het niet het noodlot zelf,
dat Barberin juist moest sterven..." Zulk een opvoedkunde
is verderfelijk. Zulk een opvoeder, als Vitalis, is een oude
dwaas, al is hij ook een der meest bewonderde figuren in een
mode-leesboek!’
Tot
zover Doodkorte’s poging tot verguizing en censuur van een mooi
jeugdboek. In 2003 herkennen we zijn bedenkingen als godsdienstig
kinderspel. Maar hij had met zijn tirade wel degelijk succes.
Daarover volgende week zondag.
|