Je had
verboden boeken en ondergedoken boeken. Het verschil zat 'm in
wie ze
had. De boeken die door de Duitsers tot verboden gedachtegoed
waren
verklaard,
werden door de bibliothecarissen ingepakt en door de politie
opgehaald.
Een beetje handige bibliothecaris werd echter in staat geacht zo
met het
kaartsysteem te schudden en te schuiven dat een belangrijk deel
van
het
verboden boekenbestand administratief onzichtbaar werd. Die boeken
hadden
geluk: hun
overlevingskans was groter. Ze werden bij betrouwbare personen
opgeslagen,
een doosje hier, een rijtje daar. In afwachting van betere
tijden.
De la
Fontaine Verwey heeft in De verdwenen antiquaar verhaald hoe
althans
een deel
van de befaamde Bibliotheca Rosenthaliana in de Amsterdamse
universiteitsbibliotheek
ondergedoken kon blijven; het op transport gezette
deel (153
kisten) werd in de zomer van 1945 teruggevonden door het
Amerikaanse
leger. Het ondergedoken deel van de bibliotheek van de abdij van
Berne in
Heeswijk was minder gelukkig; het onderduikadres, een boerderij,
brandde
uit.
Ging het
in die twee gevallen om kostbaarheden en unica, ook de gewone
bibliotheken
zagen hun boekenbezit door de bezetter bedreigd. Deze had een
algemeen
verbod uitgevaardigd op Franse, Engelse, marxistische en linkse
boeken, op
boeken van joodse auteurs als Heijermans en de Querido's, op
boeken die
joden goedgezind waren, en werken over levende leden van het
Koninklijk
Huis.
Dr H.E.
Greve, pionier van het openbare-bibliotheekwerk, heeft
onmiddellijk
na de
bevrijding de bij de Centrale Vereniging aangesloten leeszalen en
uitleenbibliotheken
gevraagd verslag te doen van hun wederwaardigheden
tijdens de
laatste oorlogswinter. Hij vatte de berichten samen in een
curieuze
brochure: Nacht en IJs (november 1945).
Door
brand, bominslag, maar vooral door 'verregaande onverschilligheid
en
diefstal
van het publiek' scoorde Den Haag ongewoon hoog met vijfduizend
verlorengegane
boekwerken. Doetinchem verloor twaalfhonderd werken, onder
andere
door brand in een filiaal ('ook de kas werd gestolen'). In
Kerkrade
was de
evacuatie de oorzaak van het verlies: vierhonderd boeken.
Middelburg:
zeshonderd
boeken die in ondergelopen huizen lagen. Groningen schatte de
totale
schade van het boekenverlies op slechts 450 gulden.
In totaal
meldden 22 openbare bibliotheken bomschade, variërend van
voltreffers
tot lichte schade. Eindhoven bleef wonderbaarlijk gespaard: 'In
de naaste
omgeving werd een twintigtal gebouwen weggebombardeerd.'
Doetinchem
daarentegen
kreeg tweemaal de volle laag, Venlo meldde zelfs dertien
bombardementen.
De zwaarst getroffen bibliotheek (vijftigduizend boeken) was
die van
Nijmegen, die door Duitsers en de Hitlerjugend in brand werd
gestoken.
Ook de boeken in de kluis verbrandden.
Na de
bevrijding bleken lang niet alle verboden en bij de politie
ingeleverde
boeken de
oorlog te hebben overleefd. In Eindhoven, waar de bibliotheek
gespaard
bleef, gingen ze op in de vlammen bij brand in het politiebureau.
Kerkrade
miste er honderd, Roermond kreeg 'slechts de helft terug', Gouda
tweehonderd,
en in Helmond was men nog volop bezig ze te achterhalen.
De
terugkeer naar de bibliotheekplanken van de ondergedoken boeken
verliep
wat beter,
op enige uitzonderingen na. Bergen op Zoom treurde: 'Geen enkele
instantie
voelde zich geroepen de boeken die in huizen van NSB'ers lagen,
aan
de
leeszaal terug te geven.' En vanuit Tilburg vernam Greve: 'Het
verdwijnen
van het
begrip van mijn en dijn is wel het grootste verlies (. . .).
Talloze
boeken
bleven ondergedoken.'
Vrijwel
overal werd na de (plaatselijke) bevrijding een tentoonstelling
georganiseerd.
In Zwolle zelfs twee: een van de verboden en ondergedoken
boeken, de
tweede met clandestien drukwerk. In Kampen werden de
tentoongestelde
werken geëerd met een speciale onderscheiding: oranje
vlaggetjes.