De Paradijsbrug - foto
Ed Schilders
|
Johannes Goropius Becanus. Erg
Brabants klinkt die naam niet, maar dat is hij wel. Want Johannes is Jan,
en Jan werd in 1519 geboren op Gorp, een landgoed in de huidige gemeente
Hilvarenbeek; vandaar: Goropius Becanus. Het is nog steeds, dat landgoed,
een van de mooiste natuurgebieden van de provincie. Aan de westkant wordt
het begrensd door de Leij, en over die beek ligt de Paradijsbrug. Alsof
wandelaar en fietser hier het aards paradijs betreden. Alsof? Goropius
wist het wel zeker. Hij vond zijn geboortegrond een ware Hof van Eden.
Toen hij groot was, werd Jan arts en geschiedschrijver (vandaar zijn
Latijnse naam), en vond hij nog iets. Hij publiceerde in 1569 een lijvige
studie, die onmiddellijk opzien baarde in heel geleerd Europa. Jan bleek
ook verstand te hebben van taalkunde, en in het bijzonder van de
geschiedenis van de talen die met de bouw van de Toren van Babel, toen de
spraakverwarring over de mensheid kwam, ontstaan waren. Met vele
argumenten en met nog meer voorbeelden ‘bewees’ Jan dat in het land
tussen Schelde en Maas, met Antwerpen als centrum, de taal gesproken werd
van het aards paradijs. De oertaal. De taal die God Zelf gesproken heeft,
en die door de afstammelingen van Jafeth, een van de zonen van Noach, was
meegebracht toen zij naar de Lage Landen trokken en Antwerpen stichtten.
|
Was
Goropius gek of geniaal?
Aanvankelijk
werd hij geprezen, maar grote geleerden als Hugo de Groot
en Justus Lipsius hebben korte metten gemaakt met zijn
theorie. Joseph Scaliger schreef: ‘Nooit heb ik grotere
onzin gelezen.’ Op zijn best werd Goropius nog beschouwd
als een geniale gek.
In haar
nieuwste boek Taal als mensenwerk, het ontstaan van het
ABN, heeft Nicoline van der Sijs een vooraanstaande
plaats gegeven aan Jan van Gorp als taalkundige. Want
hoewel tegenwoordig zelfs geen Brabander meer in zijn
wilde taaltheorieën gelooft, bevat het boek van Van der
Sijs toch een zeker eerherstel voor de geleerde uit Gorp
en Beek.
De taal die
Adam en Eva spraken, de oertaal, is bewaard gebleven, en
wel in… het Nederlands. Dat beweerde de geleerde arts en
geschiedschrijver Johannes Goropius Becanus in 1569, en
dat heeft hij geweten. Sindsdien staat Jan van Gorp,
afkomstig uit Hilvarenbeek, vooral bekend als een
taalkundige met een teveel aan fantasie. Hoe kun je een
theorie serieus nemen waarin gesteld wordt dat ‘Adam’
is afgeleid van ‘haat-dam’, en ‘Eva’ van ‘eeuw-vat’?
Of dat Babel, waar de spraakverwarring begon, van ‘babbelen’
komt?
Je zou
dan ook niet verwachten dat Nicoline van der Sijs in haar
onlangs verschenen boek Taal als mensenwerk, het
ontstaan van het ABN aan Goropius een zeker eerherstel
verleent. Niet wegens zijn theorieën, die zijn en blijven
absurd, maar door de nadruk te leggen op zijn
vernieuwende, en later nagevolgde werkwijze. Door talen
onderling te vergelijken zocht hij naar een
gemeenschappelijke bron. Dat hij die vond in zijn eigen
taal is wetenschappelijk onhoudbaar, maar, zo schrijft Van
der Sijs, ‘de theorieën van Becanus hebben in
belangrijke mate bijgedragen aan de fierheid op de eigen
taal.’ Het Nederlands was dan wel niet de oertaal,
Becanus is volgens Van der Sijs wel de oervader van de
Europese vergelijkende taalkunde. Dat is, dunkt me, toch
lang zo gek nog niet voor een jongetje uit Hilvarenbeek.
|