en dat de secretaris,letterlijk de ‘geheimschrijver’,
daarin een gaatje prikt. Wat dat gordijn betekent, dat weten
de kunsthistorici van Ornamenta Ecclesiae blijkbaar
niet, want ze verklaren veel maar niet dat gordijn. Ik vond
de oplossing in de Gulden legende, Jacob van
Voragine's verzameling heiligenlegenden uit de dertiende
eeuw.
Gregorius was een merkwaardige man: hij
wilde ook al geen schrijver worden, en toch schreef hij
belangrijke boeken en honderden (bewaard gebleven) brieven.
Toen een correspondent Gregorius' commentaren op het
bijbelboek Job prees, antwoordde hij na een paar maanden
(dus per kerende post) dat hij geen prijs stelde op zulke
lovende recensies. De briefschrijver kon maar beter het werk
van de heilige Augustinus lezen; zoiets als het
boekenweekgeschenk van die tijd.
Terecht zijn in de legendevorming een aantal
wonderen die zich rond de persoon van Gregorius voltrokken
hebben, in verband gebracht met zijn liefde voor het boek en
de pen. Hij zou bijvoorbeeld een geëxcommuniceerde monnik
uit de hel gered hebben door op diens dode lichaam een brief
te leggen: een verzoek aan God om clement te zijn. De monnik
verscheen later aan Gregorius om hem te bedanken.
Ook als lezer had hij een reputatie. De paus
had hem op missie gestuurd om de Engelsen te gaan kerstenen,
maar het Romeinse volk eiste zijn terugkeer. De
achtervolging werd ingezet, maar Gregorius had een schier
onoverbrugbare voorsprong van drie dagreizen. Door een
wonder werden toen de zwaluwen ingeschakeld, en die haalden
hem in. Hij zat te lezen. (Waarin? In Augustinus
natuurlijk.) De zwaluwen zongen dat hij daarmee maar lekker
moest voortgaan, en Gregorius las drie dagen lang, met als
gevolg dat zijn achtervolgers hem konden inhalen. Hij wilde
niet, maar hij ging toch terug naar Rome.
Gregorius heeft twee biografen. De laatste
heette Jan, en Jan kreeg, in de negende eeuw, tijdens het
schrijven van zijn biografie bezoek van een verschijning: de
duivel, wie anders. Satan schopte Jan z'n schrijflamp uit,
en probeerde onder dekking van de duisternis het manuscript
te roven. Maar gelukkig verschenen toen Gregorius zelve en
Sint Nicolaas, in zijn tijd een gekende vechtersbaas. Dat
liep slecht af voor de duivel.
Onze prenten met het gaatje in het gordijn
laten echter niet Jan zien, maar Gregorius' eerste biograaf,
Petrus Lombardus. Na de dood van Gregorius (604) hebben
kritici namelijk roddels over hem verspreid, en in Rome
gingen stemmen op om zijn werken te herwaarderen met de
brandstapel. Toen heeft Petrus Lombardus het geheim van de
secretaris geschonden. Hij bekende dat hij, letterlijk,
mocht doodvallen, als hij niet méér dan eens gezien had
hoe tijdens Gregorius' dictaten een duif was nedergedaald,
die bij Gregorius de heilige teksten in het oor fluisterde.
Gregorius had nooit gewild dat hij, Petrus, dat geheim zou
onthullen, maar nu het toch op boekverbranding aankwam, had
hij geen keuze meer en luidde hij de klok.
Het gordijn, dat stelt het geheim voor. De
pen van Lombardus onthult het door er een gaatje in te
prikken.
De legende eindigt prachtig. Petrus wìlde
uiteraard niet doodvallen, maar hij viel: dood. Afspraak is
afspraak. En toch werden Gregorius' boeken niet verbrand.
Want zie: Petrus viel dood, maar er daalde een vogel neder,
een duif die zijn ziel op pikte en naar de hemel bracht.
Dat zegt de legende.
Ik denk dat het een zwaluw was.