'De handen
van J. Greshoff.' Het is goed dat het erbij staat,
want ik
zou ze niet herkend hebben. Niet dat er verder op de foto van de
handen van
Jan Greshoff iets bijzonders te zien is. De rechter schrijft met
een
vulpen, de linker drukt op het papier. De foto is ook veel te
licht,
waardoor
je zelfs niet kunt zien of Greshoff zijn nagels goed verzorgde.
In die zin
is de close-up van de handen van Hendrik Marsman een stuk beter.
Diepliggende,
kortgeknipte nagels. Fraai gewelfde middenhandsbeentjes, de
rechterpink
enigszins kromgegroeid door het steunen op het papier. Een
afgetrainde
hand, die er zichzelf niet voor omdraait de marathon te dichten.
Jammer is
weer wel dat deze hand nu juist níet schrijft. Als je goed
kijkt, zie
je dat de dichter in een adresboekje bladert. Maar dat kun je er
bezwaarlijk
bijzetten: 'Hendrik Marsman zoekt het telefoonnummer van Menno
ter Braak,
dat hij maar niet kan onthouden.'
Ik zie
alles in zulke folkloristische foto's, behalve wat ze blijkbaar
willen
tonen: de
magie van het schrijven. 'Opname der handen van Willem Kloos',
zegt
het
bijschrift, en het is de bedoeling dat wij nu een kruis slaan.
Maar ik
zie
slechts los vel rond de kootjes, dikke aderen, oude handen die
menig glas
geheven
hebben. De handpalmen zijn apart afgebeeld, want daarmee heeft de
dichter
zijn Jeanne zeer vaak gestreeld.
Onder de
handen van P.C. Boutens lees ik: 'De hand van de dichter, werkend
aan zijne
Homerusvertaling.' Ik hou de foto ondersteboven om beter op het
papier te
kunnen kijken. En hoe langer ik kijk, des te zekerder weet ik het;
er staat:
'Twee mapjes schrijfpapier, een potje Talens, eenige paperclips.'