In de Dionysiusstraat,
naast het voormalig klooster van de Ursulinen, bevindt zich een
poort die toegang geeft tot een tuinparkje en kinderspeelplek. Als
de poort open is – buurtbewoners beheren de plek – kun je het
bronzen monumentje gaan bekijken dat daar in 2001 op initiatief van
diezelfde buurtbewoners geplaatst is ter nagedachtenis aan Marietje
Kessels. Marietje was elf jaar toen ze op 22 augustus 1900 in de
kerk van de Noordhoek misbruikt en gewurgd werd. Onmiddellijk na dat
drama legde de bevolking hele en halve centen, stuivers en
dubbeltjes, en soms zelfs een daalder bij elkaar om het verdriet van
Tilburg een plaats te geven: het marmeren monument op het graf van
Marietje op de begraafplaats aan de Bredaseweg. Honderd jaar later
deden moeders uit de Noordhoek hetzelfde, en Guido Geelen maakte de
prachtige bronzen beeldengroep voor die speelplek. Als je al groot
bent, zie je er de verbeelding in van wat in Tilburg ‘de
gruweldaad’ werd genoemd. Als je nog klein bent, kun je er
argeloos en onbevangen in spelen. Ik heb aan dat monument een
bescheiden bijdrage mogen leveren. Acht woorden: ‘Ooit zal deze
samenleving veilig zijn voor kinderen’. Meer hoop heb ik nooit in
minder woorden kunnen opschrijven.
Het was ongeveer twee
weken geleden, de dag waarvoor weerman Erwin Krol Nederland de avond
tevoren gewaarschuwd had: de lente zou uitbreken. En inderdaad, de
zon scheen bijna twintig graden, en in de tuin zag ik een fragiel
boomkruipertje. Toen ging de telefoon. Mijn goede vriend Harry. Of
ik al wist dat er foto’s van Marietje teruggevonden waren? Foto’s,
glasnegatieven, die in 1900 op de plaats van het misdrijf gemaakt
waren. Bij toeval ontdekt in het Nederlands Forensisch Instituut
door Pierre van der Pol, conservator van het Breda’s Museum. Dat
wist ik allemaal niet, maar ik had wel een vermoeden. In 1999 had ik
een afdruk van zo’n gruweldaadfoto gezien. Die foto zat in het
dossier van de toenmalige openbare aanklager, en was bij een
Tilburgs advocatenkantoor ontsnapt aan de papierversnipperaar. Twee
uur later ontving ik de foto’s via e-mail. Ineens was de prille
lente in de knop geknakt, en werd het weer donker van woede.
Toen ik in 1988 mijn
reconstructie van de gruweldaad publiceerde, Moordhoek, was
het de tijd van Dutroux. Toen in 2001 het bronzen Marietje-monument
werd onthuld in het speelparkje van de Elzenstraat, verwezen de
kranten naar Marianne Vaatstra, Sybine Jansons, en Maartje Pieck.
Het telefoontje van Harry kwam kort na de gruweldaad in Dordrecht op
Millie Boele. Ondertussen staan de kranten vol met berichten van
kinderen die door katholieke geestelijken misbruikt zijn. En om het
nog dichterbij te halen: eerder deze week, lees ik in deze krant, is
bij mij om de hoek een schennispleger gesignaleerd.
Ik blijf hopen. ‘Ooit
zal deze samenleving veilig zijn voor kinderen’. Maar ik begin zo
onderhand wel heel erg ongeduldig te worden. |