Ed
Dalderop heeft op deze Website zijn ervaringen van de bevrijding van
Tilburg beschreven en naar aanleiding daarvan nog een ander verhaal
over diezelfde weken, en wat die paar weken, uitgegroeid tot 3
maanden, voor verdere uitwerking hebben gehad op onze latere
toekomst.
Een gedeelte van onderstaand verslag hierover komt uit pure
overlevering van mijn naaste familie, vrienden, en kennissen, omdat
ik zelf pas in 1948 geboren ben; en misschien kunnen anderen op dit
verhaal hier nog het een en ander aanvullen vooral omdat deze
periode was voorafgegaan door bijna 5 jaar met veel angst en
misère, die ik 'God zij dank' niet heb meegemaakt zoals Ed
Dalderop en alle Brabanders/Tilburgers van die tijd.
Binnenkort is het weer bevrijdingsdag en voor mij betekent dat op de
eerste plaats mijn verjaardag. Op 5 mei 1948 werd ik precies om 12
uur ‘s middags geboren, net op tijd om nog vlug voor drie uur
gedoopt te worden in de Gasthuisstraat. Bevrijdingsdag is
tegenwoordig zo ver weg, en vooral omdat het zuiden al vroeg bevrijd
was, is het zo maar een dag die meer bij het geheel past dan als de
bevrijding van Tilburg zelf.
Wij,
als kinderen, bij de
optocht van 5
mei 1955. De foto
hebben we gekregen van de Tilburgse Courant of van Het
Nieuwsblad?
Hij is was
genomen op de Spoorlaan tegenover het oude station . Jo
Brouwers, een
schoolvriendje, was
aangekleed als een 'mof' en Jan-Hein Stiphout was aangekleed
als een Tommy/Canadees.
Het rijtuigje kwam van 'De Fien' (Fientje van Eijck) en die
dacht dat het uit de boedel van
burgermeester van den Mortel
kwam. De Fien heeft een groot deel van die boedel toen
opgekocht en heeft dat jaren gebruikt als een verkoopsreclame
voor al het antiek
dat zij verkocht,
dus het kan ook zijn dat het ergens anders vandaan kwam. |
Op de dag van de bevrijding woonden mijn ouders (Jan en Mientje
Bierens-In 't Ven) in de Lange nieuwstraat op 248 boven. Het
onderste gedeelte van dat huis was in 1940 gevorderd door de
Duitsers omdat die bij mijn opa in de werkplaats aan de
Gasthuisstraat zo nodig de boel in de gaten moesten houden. Het
Duits echtpaar dat daar woonde hield zich gelukkig op zichzelf, en
had vrij weinig te doen met die andere bezetters. Maar ja... ze
woonden beneden, en boven zat een gezin met twee kleine kinderen en
een illegale radio in de schoorsteen. Op Dolle dinsdag zijn ze zoals
veel andere Duitsers met de noorderzon vertrokken, en gelukkig niet
meer teruggekomen. Nu was het eindelijk zo ver dat de
benedenverdieping weer in gebruik genomen kon worden, en was de
tijd aangebroken dat mijn broers voor de eerste keer door de oude
keukendeur de tuin in konden.
Helaas ging die vlieger niet zo vlug op, want ongeveer een maand
later werd dit vertrek weer gevorderd door de Engelsen.
Een dag naar de bevrijding kwamen ze bij mij opa op de werkplaats
vragen of hij de nodige reparaties kon doen en of hij en zijn
werknemers onderdak konden verschaffen aan de geallieerde soldaten,
want ze zouden zeker een week rond Tilburg blijven. Canadese
monteurs werden ingekwartierd in de Perronstaat. ‘s Middags kwam
een jonge Canadees die al kolonel was met nog wat anderen die alleen
Frans spraken vragen of ze bij mijn oma konden intrekken. Mijn vader
was de enige in dat gezin die getrouwd was, en ik denk dat mijn oma
het niet zo'n goed idee vond om zo drie van die jonge
soldaten/officieren boven ingekwartierd te hebben. Er werd
voorgesteld dat ze de onderste verdieping van De Lange nieuwstraat
konden gebruiken.
"Are you the Lady of the House....????" vroeg John Toogood
aan mijn moeder, "and can you cook...???"
Ja ik woon
hier en ben net bezig de benedenverdieping schoon te maken, want wij
gaan naar beneden verhuizen.
"Can
you cook..!!!!"
"Ja,
koken kan ik wel, maar ik heb twee kleine kinderen van 4 en 5 en
geen eten voor jullie."
"OK
We're moving in....!!!! "
De kolonel draaide zich om en gaf wat instructies tegen de
frans-canadezen, die vervolgens boven de boel inspecteerden.
Voordat de middag voorbij was stonden er verschillende tanks van de
Calgary Tank Division geparkeerd in de Gasthuisstraat en de Lange
Nieuwstraat, en een legervrachtwagen met een machinegeweer op
de cabine stond bij ons voor de deur (vol met levensmiddelen).
Er werd af en aan gereden met eten en onderdelen voor de reparaties
van de tanks, en het was een drukte van jewelste.
Oma In' t Ven kwam helpen en die Franse Canadees had al vlug in
de gaten dat die beter kon koken als mijn moeder dus die werd door
'The Paymaster' gecommandeerd om ook maar te blijven, en voor hun
drieën te koken. Die sputterde ook nog wat van "Ik heb een man
thuis".
"Does
he work...???"
"Nee
hij is net terug van de werkverschaffing op het vliegveld
Gilze-Rijen", antwoordde oma.
"What can he do...?"
"Hij
kan alles", zei mijn oma, "maar voor de oorlog was hij
chauffeur bij de BBA."
"Good...!
He can drive a fueltruck to Antwerp and eat in the mess and you can
cook for us...!" En Bernard Langevin van 'The Fuseliers de
Montreal' had zichzelf en zijn mede-officieren een onderkomen met
kokkin georganiseerd, en mijn opa had een baan als
tankwagenchauffeur tussen Breda en Antwerpen.
Na een periode van maandenlange angst dat de Duitsers het gasfabriek
zouden opblazen dat 300 meter verder aan de overkant van de
Lange Nieuwstaat stond, was ondanks alle drukte een welkome
verandering en met de teleurstelling van Dolle dinsdag begon het er
nu toch wel uit te zien dat Tilburg echt bevrijd was.
Een week werd twee. Er was iets mis gegaan bij Arnhem en de Tank
divisie was te snel opgetrokken zodat de bevoorrading van brandstof
een probleem was. Antwerpen was nu bevrijd en de haven weer in
gebruikgenomen. Al met al: die week in Tilburg was ingecalculeerd
als een week om op adem te komen en te hergroeperen.
Toen het feit er eenmaal lag dat het leger na een week niet richting
Arnhem kon gaan is een gedeelte achtergebleven voor het
zwaarbeschadigde materieel, en de andere helft van de tanks vertrok
naar Oss en Cuyck aan de Maas. Dat is de tijd geweest dat alles een
beetje tot rust kwam en mijn ouders de kans kregen om die soldaten
en officieren persoonlijk te leren kennen. Er werd ‘s avonds
gekaart of er werd een uitstapje gemaakt naar de 'Club Montreal',
een vlug geïmproviseerde soos waar je kon dansen, en er werd ook
een stevige borrel geschonken. Vanwege heimwee onder de troepen werd
er continue over Canada gerept en dat was voor ons heel fascinerend.
Alleen al voor te stellen dat die mensen van zo ver weg waren
gekomen. En dan was er natuurlijk ook een beetje van "Bij ons
thuis is alles beter, groter en lekkerder'. Bernard Langevin
van Quebec (Montreal) en John Toogood (Vancouver) en de paymaster
Arthur Longley (Vancouver) waren bij mijn ouders ingekwartierd. Ze
waren 24 en 25 jaar oud en mijn ouders waren tussen de 25 en 30 in
die tijd.
Inmiddels waren de Tankdivisies opgesplitst. De Fuseliers gaan het
eerste weg en daarna De Calgary Tank Division. Wie, waar naar toe
ging, weet ik niet, alleen wel dat de een naar Oss ging en de andere
helpen in de Ardennen. In die winter bleven vrachtwagens
pendelen tussen Tilburg en het front en werden er nog verschillende
onderdelen gemaakt, en al met al met een onderbreking van een dag of
10 hier of daar hebben ze toch Tilburg voor 3 maanden als basis
gebruikt. Veel vrachtwagens zijn achtergebleven en hebben nog jaren
dienst gedaan bij vrachtrijders Kolen en Zeebregds. Je kon ze
herkennen aan de ronde manholes in het dak van de cabine, waardoor
de militairen schoten. Mijn ouders hebben zo veel van die jongens
geleerd over Canada dat ze misschien later nog wel eens op bezoek
zouden gaan. Omdat dit de eerste keer was in twee jaar dat ze ergens
de kans hadden gekregen om in een huiselijk gezin door te brengen
(voorheen op de basis in Engeland) hebben ze echt kennis kunnen
maken met een echt jong stel en zijn ze altijd vrienden gebleven.
In 1952 kwam (Ome Sjonnie) Toogood met zijn verloofde naar Europa en
ook bij ons op bezoek. Er werd afgesproken dat vroeger of later wij
ook bij hen op bezoek zouden komen. In 1955 was Arthur Longley in
Tilburg met het Feest van Tilburg 10 jaar bevrijd. Die dag was
Montgommery ook in Tilburg bij de festiviteiten, maar omdat wij in
de optocht meereden hebben we die niet gezien.
En zo bleven ze komen, tot uiteindelijk wij in 1964 met Pastoor
Verhagen ook de stap durfden te maken. Die had daar familie en was
daar een tijdje pastoor geweest bij de Nederlandse immigranten. We
zijn die zomer voor een maand door Canada getrokken en hebben ze
allemaal bezocht. Mijn vader genoot enorm van het weerzien, en voor
ons was het ontzettend fijn om hun kinderen te leren kennen en
meegesleurd te worden in het Canadese leven. Je kon je ogen gewoon
niet uitkijken en omdat het land zo groot was, waren vier weken veel
te kort.
John Toogood
is na zijn carrière in het Canadese leger nog jaren redacteur van
de krant in Vancouver geweest (The Vancouver Sun).
Arthur
Longley is gepensioneerd van de Vancouver Stock Exchange.
Bernard
Langevin, die we een tijdje kwijt waren omdat hij aan de oostkust
van Canada woonde, is inmiddels overleden, maar heeft zich als
manager van en ski-resort in St Lambert Quebec na de oorlog
beziggehouden.
Wij zelf
hebben een stevige band met Canada opgebouwd vooral door de
bemiddeling van Pastoor Verhagen en natuurlijk "Ome Sjonnie".
Deze
foto van John Toogood is gemaakt door Schmidlin
boven in de Lange Nieuwstraat thuis.
Mij broers
Henk en Guus zitten bij hem op schoot in "battle dress".
Schmidlin heeft in die weken veel de ronde gedaan met het
nemen van foto's van de
Canadezen,
zodat ze die naar huis konden sturen. |
|