INHOUD RKJW
CUBRA HOME

 

Jos Naaijkens

UIT DE RIJKE GESCHIEDENIS VAN DE TILBURGSE DRUKKERIJ R.K. JONGENSWEESHUIS


 

Ze gaan uit - door N. Mulders

 

 

 

Geschreven door N. Mulders (Frater Jacobus). Geboren te ’s-Hertogenbosch op 27 augustus 1899. Overleden te Vught op 3 mei 1969.

Een boekje uit de serie ‘Roomsche Reeks’. Zoals men op de titelpagina leest: ‘Lectuur voor Katholieke Jongens en Meisjes’.  

De redactie is ervan overtuigd dat met het op de markt brengen van de serie in een behoefte voorzien wordt: ‘…grooten dienst te bewijzen aan zoovele Roomsche ouders en onderwijzers…’

De lectuur zal tot de vorming van de Roomsche jeugd bijdragen. Kortom, ‘…lectuur, die ’t gemoed bevredigt van ’t Roomsche kind.’

 

 

Fragment uit het voorwoord ‘Ze gaan uit’.

 

In de jaren ’20 en ’30 van de twintigste eeuw biedt de serie onderdak aan diverse auteurs en genres. Zoals de naam van de serie al doet vermoeden hebben de boekjes een uiterst katholiek karakter. Ze zijn bestemd voor alle schoolleeftijden. Geschikt voor zowel het gebruik in de klas als de jeugdbibliotheek.

 

In het voorwoord ook een instructie voor de onderwijzers.

 

 

Fragment uit het voorwoord ‘Ze gaan uit’.

 

Het eerste deeltje uit de reeks is ‘Koos en Mien’. Evenals ‘Ze gaan uit’ geschreven door N. Mulders (Frater Jacobus).

 

Gedachtenisprentje van de auteur N. Mulders (Frater Jacobus).

 

De illustraties zijn van Bernard Reith. We kennen hem ook van de afbeeldingen in o.a. de boeken ‘Het Prentenboek van de Eerste H. Communie’ en ‘Het Prentenboek van de Kinderbiecht’.

 

 

Illustrator Bernard Reith (1894-1974).

 

 

 Inhoud

 

Gust, Wim en Jet. De hoofdpersonen. Het is maandag. Ze gaan met pa en moe naar grootmoe.

 

  

 

Onderweg komen ze mijnheer pastoor tegen. Gust wil ook wel pastoor worden. ‘Je moet maar braaf zijn, vent. Dan wor je wel pastoor.’, krijgt hij van de pastoor te horen.

      

  

 

Even later ontmoeten ze een man die met zijn fiets in de sloot gereden is. Het loopt gelukkig goed af met de fietser.

 

 

 

Als de kinderen bij grootmoe in de huiskamer zijn kijken ze eens rond. Ze ontdekken een beeld van Onze Lieve Vrouw.

Wat maken de kinderen bij grootmoe toch een goede beurt: ‘Wie is On-ze Lie-ve Vrouw? vraagt groot-moe. Dat is de moe van On-ze Lie-ve Heer, zegt Gust. Wat weet Gust dat toch goed! Jet weet het ook wel en Wim ook.’

 

 

 

Men speelt in de tuin en op het eind van de dag wordt er bij grootmoe gegeten. Daarna keren ze huiswaarts. Ze hebben een fijn dagje gehad.  

         

  

 

 

 

 

Bronnen

N. Mulders, Ze gaan uit, Tilburg, 1925.

Karen Ghonem-Woets, Boeken voor de katholieke jeugd. Verzuiling en ontzuiling in de

   geschiedenis van Zwijsen en Malmberg, Zutphen, 2011.

Regionaal Archief Tilburg, Collectie bidprentjes.