Foto's: Thea van Blitterswijk


 

De Allerheiligenkapel in Sedlec

Thea van Blitterswijk

Een paar dagen na onze vakantie in Tsjechië wandelen we over de Regte Heide bij Riel. Geen mens te zien en de hitte van de afgelopen dag zindert nog rond; tot de knieën zijn we zwart van het opwaaiend stof. We bedenken al snel dat het geweldige Brabants landschap uitstekend kan concurreren met alle schitterende natuurplekken die we in het vakantieland bezochten. Anders maar evengoed wondermooi. Het eind van onze wandeling voert ons langs de grafheuvels en bekijken de, toch wel wat, summiere informatie aan het wandelpad. De gedachten dwalen als vanzelfsprekend terug naar een bizar bezoek dat we in Tsjechië brachten aan een andere dodenakker; de dubbelkapel van Sedlec, even ten noorden van Kutna Hora. Het was wel even zoeken naar de Allerheiligenkapel die daar te vinden zou zijn en een kleine blik in de geschiedenis werpt wat licht op een toch wel heel merkwaardig project.

Vanuit ons vakantieadres brachten we een bezoek aan de mooie stad Kutna Hora en het is al wat later op de middag als we, via een klein kerkhof de gotische kapel in het noorden van de stad betreden. Bovenaan een trap zitten enkele dames die tickets verkopen en, toch geruststellend, een bordje met de mededeling dat we gewijde grond betreden en het verzoek om hier het nodige respect voor op te brengen. De muren langs de trap naar beneden hangen vol met resten van menselijke lichamen, schedels, dij- en sleutelbeenderen, vergezellen ons op een tocht omlaag naar een merkwaardig grote ruimte waarin het oog direct valt op een enorme kroonluchter samengesteld uit botten, beenderen en schedels van mensen. Onder de kroonluchter vier metershoge kandelaars, waar op iedere trapsgewijze schedel een zilveren kaarshouder is aangebracht.

In de vier hoeken van de kapel zijn enorme kerkklokken te vinden, ook weer vervaardigd van menselijke resten. Een monstrans en enorme kelk decoreren de muren evenals het familiewapen van de adellijke familie Schwarzenberg die in deze regio decennialang de dienst uitmaakte.

De gewelven van de kapel dragen enorme slingers, gerezen uit schedels. Achter in de ruimte een kleine, gelukkig afgesloten gebedsruimte waar je nog even kunt verwijlen rondom gedachten aan de levens van al die mensen die hier als decoratiemateriaal zijn verwerkt. Het is werkelijk vreemd om hier te staan, een plaats waar je fluistert en rustig rondloopt. De ruimte voelt niet als een kerk, daarvoor is het té bizar, maar zeker ook niet als een museum waar je de kunstschatten nog eens uitvoerig bestudeert. Wat is hier aan de hand?

 

Sedlec ligt aan de noordgrens van de zilverstad Kutna Hora. Dichtbij de plaats waar het ossuarium te vinden is stichtte de Cisterciënzerorde in het midden van de 11e eeuw een klooster dat al snel uitgroeide tot een wetenschappelijk en cultureel centrum van de omgeving. Rond het jaar 1200 verwierf het klooster het patronaatsrecht voor de streek en daarmee ook de plicht om de doden ter aarde te bestellen op een kerkhof. Ongeveer in diezelfde periode werd in de omgeving van Kutna Hora zilver gevonden en de winning van dit edelmetaal trok veel mensen naar de streek om in de mijnen te gaan werken, de bevolking groeide gestaag en met de komst van veel mensen ook de parochies waar het klooster verantwoordelijk voor was. Volgens de verhalen bracht in de dertiende eeuw Abt Heidenreich een bezoek aan het Heilige Land. Hij kwam terug met een handvol aarde meegebracht van de berg Golgotha waar Jezus werd gekruisigd en strooide de aarde uit over zijn kerkhof bij het klooster. Daarmee werd het kerkhof zélf een deel van het Heilig Land en de populariteit van de begraafplaats groeide in heel Europa, velen wilden daar begraven worden!

Met de bouw van een Allerheiligenkapel op het kerkhof wordt in het begin van de viertiende eeuw begonnen, de kapel kent twee verdiepingen. In het kapelgedeelte boven worden de doden enige tijd ten ruste gelegd om na een ruime periode in het beenderhuis beneden gebracht te worden. In de volgende eeuwen werd de streek getroffen door pestepidemieën, volgens de kloosterkronieken vonden meer dan 30.000 mensen de dood. De hussietenoorlogen in de eerste helft van de vijftiende eeuw maakten opnieuw vele slachtoffers in de streek. In 1511 neemt een halfblinde monnik het initiatief om, uit respect voor de doden, orde in de chaos te scheppen en stapelt de beenderen op in grote piramides waar zij lange tijd zo bewaard blijven.

 

Keizer Josef II geeft in 1784 opdracht om het klooster in Sedlec op te heffen. De puissant rijke en machtige familie Schwarzenberg koopt de bezittingen van het klooster op en brengt deze onder in zijn paleizen. In deze periode krijgt Frantisek Rint, een houtbewerker, toestemming om de resten van de 40.000 mannen, vrouwen en kinderen die worden bewaard in ossuarium van Sedlec te herschikken. Hij schakelt een aantal familieleden in en begint met het desinfecteren en bleken van de beenderen met chloorkalk. Vervolgens herschikt men deze in de kandelaars, miskelk, monstrans, kroonluchter en andere afbeeldingen, waarvan de foto’s getuigen.

Frantisek Rint en de zijnen benadrukken dat de decoraties in de kapel willen oproepen tot een harmonisch samenleven van mensen, die het leven hoogachten en kunnen verantwoorden bij God. Al de doden moeten herinneren aan de beperktheid en vergankelijkheid van het leven op aarde. Teveel mensen zijn slachtoffer geworden van geweld en ziekten en ter hun gedachtenis is de kapel een monument en gedachtenisplaats.

Augustus 2003
Thea van Blitterswijk