INHOUD DODENAKKER
HOME

BRABANTS

AUTEURS
TEKSTEN
INTERVIEWS
SPECIAAL

DDe teksten op deze pagina's zijn voor het overgrote deel ontleend aan 'Waar Ligt Poot? - Over de dood en de laatste rustplaats van Nederlandse en Vlaamse schrijvers', van Hans Heesen, Harry Jansen, en Ed Schilders; uitgeverij De Prom, Baarn, 1997.



Juliana Cornelia (baronesse) de Lannoy (geboren maandag 1 december 1738 in Breda) overleed 'door deugd en dicht verengeld' op maandag 18 februari 1782 in haar woonplaats Geertruidenberg. Aldaar werd ze ook begraven in de Nederlands Hervormde Kerk, maar haar graf bestaat niet meer. Kort voor haar dood had de dichteres van Aan mynen geest 'alles ten vure verwezen, waaraan de laatste hand ontbrak, welk gestreng vonnis maar al te stipt is uitgevoerd geworden door den broeder der dichteresse' (Witsen Geysbeek). Kort na haar dood werd haar door het Haagsche dichtgenootschap voor haar dichtstuk 'Aanspraak van Keizer Karel v aan zijn' zoon Philips ii' een zilveren erepenning toegekend (Witsen Geysbeek): 'nadat de Heer [Rhijnvis] Feith den gouden had behaald. Deze ontving het berigt, wie zijne mededingster was, gelijktijdig met dat van haren dood.' Gelinus van Spaan noemde haar ''t Schittrend oogenlyn van 't Haegsche zangkoor.' Bilderdijk noemde zich 'haar leerling'. Een jaar na haar dood gaf hij haar Nagelaten dichtwerken uit, aangevuld met een groot aantal lijkdichten, waarover Te Winkel opmerkt dat die: 'alle even overdreven in lofgalming als in rouwmisbaar zijn en haar den roem der onsterfelijkheid voorspellen, waarop zij zelve zooveel prijs stelde.' Het heeft niet zo mogen zijn.

Bilderdijk moet De Lannoy werkelijk zeer geacht hebben want hij schreef een zeer lange lijkzang en maar liefst twee grafschriften te harer nagedachtenis. Twee regels uit de lijkzang:

Lannoy! neen, 'k schenk aan u geen tranen: ge eischt iets meer:

Zy zijn uwe asch onwaard: uw vriendschap was te teêr.

Uit hetzelfde jaar dateert het eerste grafschrift, waarbij hij de overledene een laatste wens in de mond legt:

'k Drong levende u een stroom van zoete tranen af:

Bataven, stort ze thands, maar smartelijk op mijn graf.

In 1784 ontwierp hij een tweede grafschrift:

Pleng, wandelaar! hier een' traan; ge eerbiedigt in deze asch,

Het overschot van de eer van Nederlands Parnas.

In 1781 heeft Bilderdijk, op verzoek van De Lannoy, eveneens een lijkzang geschreven op de dood van De Lannoys poesje, of, zoals de dichter het wil: 'schootkatjen'.