Daaldreef
- Dichter bij zee
Z E E B I J T E R H E I J D E
Ik hoor nog wel de branding
achter de huizenrij met rode daken,
bij Westenwind,
ik hoor niet meer de kokmeeuwen
tenzij zij landinwaarts gaan schreeuwen
kokhalzend dat het een lust is,
als krolse katers;
ik hoor bepaald niet meer
de kinderstemmen op het plein,
hoezeer ik ook
mijn oor te luisteren leg.
Ik wed dat zij touwtje springend zingen
ie wie waai weg.