INHOUD CEES ROBBEN
HOME

CuBra

Deze tekst verscheen oorspronkelijk in het tijdschrift Brabants, kwartaaluitgave over Brabantse Taal

Copyright ©Ed Schilders & Cees Robben Stichting

 

 

 

CEES ROBBEN

artikelen uit tijdschrift Brabants door Ed Schilders

Fietsen

In de tijd waarin de personen van Cees Robben leven, gaat een enkeling nog te paard (afgezien van Sinterklaas), en hebben moderne auto’s juist hun intrede gedaan. Ik herinner me een prent waarop die uitersten mooi werden samengevat. Een snelle auto raast toeterend over een landweg, en de ene vogel zegt tegen de andere: ‘Toet toet! Mar pèrsmòppe, hoo mar!’ Wel veel getoeter dus, maar geen paardenmoppen meer.

Het vrolijke volkje van Cees Robben liep en wandelde meestal, maar door de jaren heen heeft Robben ook prenten gewijd aan zo ongeveer elk onderdeel van de fiets. Een nogal omvangrijk uitgevallen vrouw staat in een fietsenzaak. De verkoper houdt een damesfiets vast, en zij vraagt: ‘Moet ik op dè zaoltje (zadeltje)?’ Waarop de verkoper antwoordt: ‘Dè wel… en wetter nie op kan, dè laoter mar neffe hangen…’ Twee mannen, Domien en De Vet, fietsen over de kasseien tegen een forse wind in. Roept Domien dat het ‘slèkbòrd’ van De Vet ‘…rammelt man, en kleppert as ’n blekke kan.’ Waarop De Vet antwoordt: ‘m’n slekbord rammelt zôo Doemien, ik kan oe nie verstaon.’ En er is een enigszins aangeschoten heerschap dat laat in de avond door een agent is aangehouden met het verwijt dat hij ‘geen licht op heeft’. Dat klopt bekent de man: ‘Enkelt donker…’ Maar wat hetzelfde gebleven is: ook toen al werden fietsen gestolen. ‘Ik keek wel effenaaf toen ik zaag desse m’n fiets gejat han’, zegt een man tegen een vrouw. Maar hij was gelukkig goed verzekerd: ‘Na hek van ’t geld van de asseraansie ’n effenaave trug gekocht.’ Alle woordenboeken van het Tilburgs dialect kennen ‘effenaaf’ alleen als bijwoord, maar niet in de betekenis die Robben hier gebruikt in het eerste deel: ‘beteuterd’. En dus ook niet als zelfstandig naamwoord ‘’n effenaave’, wat zoveel wil zeggen als ‘een fiets die ongeveer even goed is of evenveel waard is als de fiets die gestolen is’, ‘ongeveer eenzelfde’.

Merkwaardig vind ik de prent waarop een man een herberg binnenstapt en zich nog even tot zijn fiets richt, die hij tegen de gevel gezet heeft: ‘Ben mar niet bang bruur… ’t zal tenaacht gin drie uure worre…’ De ondertoon is die van een hechte band, even hecht als de band die er vroeger was tussen paard en ruiter.