INHOUD ROBBEN
HOME

CuBra

Deze column verscheen in het Brabants Dagblad van 11 oktober 2002

 

Copyright © Ed Schilders

 

Cees Robben

Een column over kroeghumor

Ed Schilders
uit het Brabants Dagblad van 11 oktober 2002

 


Twee mannen hangen aan de toog. "Zegt de een tegen de ander: Ze hebbe hier toch zonne lekkere zachte borrel, meneer… Ge kunt er de butse innèèpe."

Morgen is het zo ver: dan hangen vijfduizend liefhebbers van de Prent van de Week van Cees Robben misschien niet aan de toog, maar dan toch met de benen buiten in de Schrobbelèèr-tent op de Heuvel om daar hun exemplaren af te halen van de Prentebuukskes. Ze zijn alle zeven herdrukt. Het zevende verscheen zestien jaar geleden. Bovendien verschijnt een nieuw deel, nummer acht, en dat heeft als onderwerp de kroeg, of zoals Robben zelf graag zei: ‘de kepèl’.

Drie mannen zitten aan de bar. De rechtse staart wat voor zich uit. De middelste zegt tegen de linkse: "En as jouwe kop op ’n vèèreke stond…" Die staat niet in het nieuwe boekje, want hij stond al in Prentebuukske 3. Het is een van Robbens bekendste prenten gebleven, en wie morgen toch op de Heuvel is, kan zich laten fotograferen in het decor van dit cafétafereel. In de levensgroot opgezette prent is een gat gemaakt waardoor u uw hoofd kunt steken; alsof u er zelf bij stond, ernaar keek, en het vervolg hoorde: "…zodde denken det bisje ziek was."

Ik ben benieuwd of de volgende erin staat. Twee mannen, een vrouw en een hond zitten aan een tafeltje. Zegt de ene man tegen de andere: "’T is mee m’n borreltje net as mee m’n wèèrik… Ik kan ’t nôot lang vol haauwe."

Met zijn prenten was Cees Robben voor de ‘kepèlle’ van Tilburg, Goirle en Hilvarenbeek wat Simon Carmiggelt voor het Amsterdamse café is geweest. Er is een prent waarop een man een vol glas bier op het puntje van zijn neus balanceert. Biljartersgesprekken, volkse wijsheden en dronkemanspraat wisselen elkaar af. Bij Robben is de kroeg het Madurodam van het leven, een rokerig universum, een (s)nevelige wereld: zonder harde kantjes maar mèt borrels die zacht als vrouwen zijn. Soms gaat dat nog even door na sluitingstijd. Een man kruipt door de sneeuw naar huis, en je kunt zien dat hij gelukkig is. Robben was een uitstekend tekenaar, want hij kon geluk tekenen. Een ‘wout’ heeft een beschonken fietser aangehouden. De wout: "Ge het gin licht op…" De man: "Dè klopt… enkel donker."

Maar niet alleen de vreugde. De beste kroegprenten relativeren het leven zelf. Een voorbeeld daarvan uit het leven van Robben zelf, is een prent die hij tekende nadat hij in het ziekenhuis had gelegen. Twee mannen zitten met flink gevulde glazen aan een tafeltje. Een van de twee heeft de krant opengeslagen. De ander zegt: "Ik heb list heure zegge dè de Prent van de week sinds dettie ziek is gewist vort beter kan gummen as tekenen." Drie mannen en een hond (een andere dan die hierboven) hangen aan de toog. Zegt degene met de grootste mond: "Ik gao liever dôod in ’n klèèn kroegske… as op ’n grôot kerwaai." Of de man die zegt dat alcohol langzaam doodt, en zijn buurman die hardop nadenkt: "Dè gift niks meneer… We hebben gin hòst." (Op deze prent zien we aan de muur van de kroeg een affiche hangen met de tekst: ‘Melk-seklade’; Robben kon ook venijnig zijn.)

Vanaf maandag is het Tilburg Prentebuukske nummer 8 niet verkrijgbaar in de Tilburgse ‘kepèlle’, maar wel in de boekhandels van Tilburg en Goirle. Ik hoop dat er de volgende prent in zal staan, die als geen ander getuigt van de intieme relatie tussen de fijnproever en zijn glaasje. Twee mannen aan de bar. De kastelein kijkt toe. De ene man tegen de andere: "Ik heb liever degge d’n Haaikese tooren omstôot as degge mennen borrel leegkwaanselt…"