Twee
mannen hangen aan de toog. "Zegt de een tegen de ander: Ze
hebbe hier toch zonne lekkere zachte borrel, meneer… Ge kunt er de
butse innèèpe."
Morgen
is het zo ver: dan hangen vijfduizend liefhebbers van de Prent van
de Week van Cees Robben misschien niet aan de toog, maar dan toch
met de benen buiten in de Schrobbelèèr-tent op de Heuvel om daar
hun exemplaren af te halen van de Prentebuukskes. Ze zijn alle zeven
herdrukt. Het zevende verscheen zestien jaar geleden. Bovendien
verschijnt een nieuw deel, nummer acht, en dat heeft als onderwerp
de kroeg, of zoals Robben zelf graag zei: ‘de kepèl’.
Drie
mannen zitten aan de bar. De rechtse staart wat voor zich uit. De
middelste zegt tegen de linkse: "En as jouwe kop op ’n
vèèreke stond…" Die staat niet in het nieuwe boekje, want
hij stond al in Prentebuukske 3. Het is een van Robbens bekendste
prenten gebleven, en wie morgen toch op de Heuvel is, kan zich laten
fotograferen in het decor van dit cafétafereel. In de levensgroot
opgezette prent is een gat gemaakt waardoor u uw hoofd kunt steken;
alsof u er zelf bij stond, ernaar keek, en het vervolg hoorde:
"…zodde denken det bisje ziek was."
Ik
ben benieuwd of de volgende erin staat. Twee mannen, een vrouw en
een hond zitten aan een tafeltje. Zegt de ene man tegen de andere:
"’T is mee m’n borreltje net as mee m’n wèèrik… Ik
kan ’t nôot lang vol haauwe."
Met
zijn prenten was Cees Robben voor de ‘kepèlle’ van Tilburg,
Goirle en Hilvarenbeek wat Simon Carmiggelt voor het Amsterdamse
café is geweest. Er is een prent waarop een man een vol glas bier
op het puntje van zijn neus balanceert. Biljartersgesprekken, volkse
wijsheden en dronkemanspraat wisselen elkaar af. Bij Robben is de
kroeg het Madurodam van het leven, een rokerig universum, een
(s)nevelige wereld: zonder harde kantjes maar mèt borrels die zacht
als vrouwen zijn. Soms gaat dat nog even door na sluitingstijd. Een
man kruipt door de sneeuw naar huis, en je kunt zien dat hij
gelukkig is. Robben was een uitstekend tekenaar, want hij kon geluk
tekenen. Een ‘wout’ heeft een beschonken fietser aangehouden. De
wout: "Ge het gin licht op…" De man: "Dè klopt…
enkel donker."
Maar
niet alleen de vreugde. De beste kroegprenten relativeren het leven
zelf. Een voorbeeld daarvan uit het leven van Robben zelf, is een
prent die hij tekende nadat hij in het ziekenhuis had gelegen. Twee
mannen zitten met flink gevulde glazen aan een tafeltje. Een van de
twee heeft de krant opengeslagen. De ander zegt: "Ik heb list
heure zegge dè de Prent van de week sinds dettie ziek is gewist
vort beter kan gummen as tekenen." Drie mannen en een hond (een
andere dan die hierboven) hangen aan de toog. Zegt degene met de
grootste mond: "Ik gao liever dôod in ’n klèèn kroegske…
as op ’n grôot kerwaai." Of de man die zegt dat alcohol
langzaam doodt, en zijn buurman die hardop nadenkt: "Dè gift
niks meneer… We hebben gin hòst." (Op deze prent zien we aan
de muur van de kroeg een affiche hangen met de tekst: ‘Melk-seklade’;
Robben kon ook venijnig zijn.)
Vanaf
maandag is het Tilburg Prentebuukske nummer 8 niet verkrijgbaar in
de Tilburgse ‘kepèlle’, maar wel in de boekhandels van Tilburg
en Goirle. Ik hoop dat er de volgende prent in zal staan, die als
geen ander getuigt van de intieme relatie tussen de fijnproever en
zijn glaasje. Twee mannen aan de bar. De kastelein kijkt toe. De ene
man tegen de andere: "Ik heb liever degge d’n Haaikese tooren
omstôot as degge mennen borrel leegkwaanselt…"