Razzia’s
Omstreeks
het oorlogsjaar 1942 begonnen de razzia’s.
De
Arbeitseinsatz (werken in Duitsland op vrijwillige basis)
leverde
voor de Duitsers te weinig werkkrachten op.
Vanuit
geheel Europa, begon de Duitse oorlogsindustrie hoe langer
hoe
meer dwangarbeiders op te eisen.
In
Nederland liep ieder manspersoon tussen de 16 en 45 jaar
een
zeer groot risico om afgevoerd te worden naar Duitsland.
Er
waren uitzonderingen, mensen die voor de Duitse voedselindustrie
moesten
werken, artsen en dergelijke, maar dit was slechts ‘n heel
klein
percentage.
In
die tijd begonnen de Engelsen en Amerikanen dag en nacht de
fabrieken
te bombarderen, om op die manier de Duitse oorlogsindustrie
op
de knieën te krijgen.
Het
werk in de fabrieken was zeer zwaar, en de kans om bij de
constante
bombardementen
het er levend af te brengen was niet zo groot.
In
die tijd begon ook het grote onderduiken.
Ik
kan me nog heel goed herinneren, dat razzia’s door de bezetter
altijd
heel onverwachts plaats vonden.
Straten
en pleinen werden afgezet, zodat er geen muis in en uit kon.
Bij
ons in de buurt tussen de huizen waren allemaal smalle gangetjes
waar
de achtertuinen op uitkwamen.
In
het begin van de razziatijd, konden onderduikers nog wel eens
via
deze gangetjes en de huizen van de overburen ontsnappen.
Het
duurde echter niet lang voordat de Duitsers dit in de gaten
kregen.
Voortaan
werden de gangetjes door hekken afgesloten.
De
razzia’s bleven maar aanhouden, en de "vangsten"
door de bezetter
werden
steeds kleiner.
Veel
onderduikers trokken van de stad naar het platteland, omdat
je
daar betere schuilplaatsen kon vinden.
Heel
veel boeren hadden soms wel tien of meer onderduikers, die
ze
op die manier probeerden uit Duitsland weg te houden.
Er
was weer eens ’n razzia, en mijn neef, hij was toen twintig,
moest
voor
de zoveelste keer die maand onder de grond.
Via
’n luik in de keuken, kon hij al kruipend op zijn buik onder
de
vloer
van onze huiskamer komen. Het was er vochtig, het stonk er, en
de
kruipruimte
zelf was amper 40 centimeter hoog.
Daar
lag mijn neef dan uren trillend plat op z’n buik te wachten,
totdat
het
sein veilig werd gegeven.
Op
uitdrukkelijk bevel van mijn moeder, moest hij plat op zijn buik
blijven
liggen.
Fanatieke
Duitsers staken met lange bajonetten door de houten vloeren.
Via
’n klein gaatje in de vloer gaf ik aan mijn neef door dat de
kust
veilig
was, en hij weer bovengronds kon komen.
Trillend
en helemaal bezweet kwam ie dan weer uit zijn "hol" te
voorschijn.
De
toestand werd echter steeds onhoudbaarder, de razzia’s werden
almaar
frequenter.
Joop
kon het bij ons niet meer uithouden.
Op
zekere zaterdagmorgen vertrok hij naar tante Marie, ’n zus van
mijn
moeder,
die in ’n ander stadsdeel woonde.
Mijn
neef dacht dat hij daar veiliger zou zijn. Hij vergiste zich en
koos de
verkeerde
route.
De
NSB arresteerde hem, en leidde hem voor bij Mussert, de leider
van
de NSB, wat eigenlijk zeer ongebruikelijk was.
De
reden van zijn arrestatie: het in het bezit hebben van enkele
onschuldige
blaadjes,
die door fanatieke NSB-ers, die niet al te snugger waren,
werden
aangezien voor illegale lectuur.
Na
enkele dagen op het hoofdkwartier van de NSB aan de Maliebaan te
hebben
vastgezeten,
werd hij hoogst persoonlijk door Mussert weer vrijgelaten.
Het
moet haast zo zijn geweest, dat de "de Leider" die dag
in ’n goede bui
verkeerde,
hoewel tot op de dag van vandaag, de vrijlating van mijn neef
Joop,
nog
steeds ’n raadsel is gebleven.
Vanaf
die tijd dook Joop onder in de buurt van zijn woonplaats Soest.
Zonder
verdere kleerscheuren kwam hij uit de oorlog.
De
razzia’s in onze buurt bleven maar aanhouden. Er werd ’n
waarschuwing-
systeem(hoe
primitief ook) ontwikkeld.
Als
negenjarig jochie werd je hierbij ingeschakeld. Ook naar en van
school
gaven
we onze ogen goed de kost.
Soms
moest je ver uit de eigen buurt op "strategische"
plaatsen gaan posten,
en
verdachte zaken van de Duitsers melden.
Of
het heeft geholpen is mij niet bekend, je deed iets, en als
negenjarig
jochie
stond je nog net "boven de wet".
In
1944 was dit allemaal voorbij, en probeerde iedereen tussen de
16
en 45 jaar het vege lijf te redden door onder te duiken.
Zij
waren volledig overgeleverd aan het"genadebrood" van
de
goede
Nederlanders. |