Koper
inleveren
Op
woensdag- of zaterdagmiddag ging ik dikwijls naar boekhandel
Lamme aan de
Amsterdamse
Straatweg om ’n verse voorraad bibliotheekboeken te halen.
Het
vrouwelijk personeel liep rond in zwarte schorten.
Keurig
gerangschikt stonden de boeken in de donkerbruine rekken en ze
waren
voorzien
van een groot wit etiket waarop enkele letters en cijfers waren
vermeld.
Altijd
was er de spanning of jouw "lievelingsboek" thuis was.
Als
je de keus gemaakt had, werden de boeken aan de balie met je
naam en
adres
ingeschreven in het uitleenregister, zodat men er zeker van was
dat alles
weer
op tijd terugkwam.
Wanneer
je een dag te laat was, kreeg je nog geen boete. Daarna betaalde
je voor twee dagen te laat
1 cent. Was het boek een week te laat, dan betaalde je totaal 5
cent boete.
Ik
heb wat boeken verslonden in die tijd. Vooral Pietje Bell
en Bulletje en Bonenstaak
waren in het begin mijn
favorieten.
Op
wat oudere leeftijd was ik dol op avonturenboeken zoals De
Kennemer vrijbuiters, De
Groene, (twee jongens
werden met ’n zelf in elkaar geknutselde auto tweede in de
rally van Monte Carlo).
Vanzelfsprekend
las ik ook de boeken van Winnetou en Old
Shatterhand.
Op
’n woensdagmiddag toen ik weer thuiskwam van de bibliotheek,
stond de
hele
tafel vol met koperwerk. Vazen, kandelaars, bloempotten en zo
meer.
Sommige
van die voorwerpen had ik zelfs nog nooit gezien.
Mijn
moeder poetste weliswaar elke zaterdagmiddag de deurbel met ’n
busje
Brasso,
maar dat ze nu opeens al het koper in huis wilde gaan poetsen,
vond ik
hoogst
eigenaardig. Maar ik vergiste me, er was iets heel anders aan de
hand.
De
bezetter had afgekondigd dat al het koper moest worden
ingeleverd,
zodat
er in Duitsland kogels van gemaakt konden worden.
Niet
alleen de kerkklokken, die uit alle kerken verwijderd moesten
worden,
maar
ook al het particuliere koperwerk moest bij de Duitsers worden
ingeleverd.
Maar
hieraan deed mijn moeder niet mee. "Vooruit Cees", zei
ze, "pak ’n schop,
we
gaan het spul in de tuin begraven". "Ik gun die moffen
nog geen stukje van
de
allerkleinste kandelaar, laat ze allemaal maar verrekken".
In
die tijd was mijn moeder zeer geëmotioneerd en opstandig.
Die
woensdagmiddag was ze bovendien vreselijk zenuwachtig. Kort
ervoor was
oom
Marinus Spronk, verzetsleider van het gebied Gorinchem en
omgeving,
op
de vlucht doodgeschoten en was tante Jo, zijn vrouw,
geïnterneerd in het
concentratiekamp
Vught.
Mijn
vader was ondergedoken, omdat de Duitsers zouden kunnen
vermoedden
dat
hij nauwe kontakten onderhield met Marinus Spronk.
Al
dagen had ze niets meer van hem gehoord, en ze vreesde het
allerergste.
Tot
enkele weken voor de dood van oom Marinus vonden er regelmatig
besprekingen
plaats bij ons in de voorkamer.
Normaal
stonden de schuifdeuren van de woonkamer naar de voorkamer
altijd
open, maar als oom Marinus er was, werden wij naar buiten
gestuurd.
Wanneer
hij weer vertrok, werden we even binnengeroepen om afscheid van
hem
te nemen.
Ook
mijn moeder was bij die besprekingen niet aanwezig.
Oom
Marinus en tante Jo hadden ’n sigarenwinkel aan de Haarstraat
in
Gorinchem.
Van beroep was hij radiotechnicus, en al vanaf het begin van de
oorlog
had hij contacten met Engeland gelegd.
In
Gorinchem en omgeving was het verzet van het eerste uur door hem
georganiseerd.
De
sigarenwinkel fungeerde als verzetscentrum en werd na de dood
van oom
Marinus
onmiddellijk gesloten.
Wat
er zich precies allemaal in de voorkamer afspeelde, ben ik nooit
te weten
gekomen,
maar ik ben er haast zeker van dat oom Marinus mijn vader
probeerde
over
te halen om deel te gaan uitmaken van de ondergrondse cel, ook
al vanwege de grafische
achtergrond van mijn vader.
Mijn
moeder had al eerder ’n angstig moment beleefd, toen Spronk op
de vlucht
was
voor de Grüne Polizei.
Er
werd heel hard gebeld, en oom Marinus stormde door de voordeur
binnen en
via
de achtertuin weer naar buiten, de tuin door en het achterpad
in.
Via
de achtertuin en het huis van de familie Bol kwam je uit in de
Forstmanstraat.
Daar
stond ’n vluchtauto klaar, en op die manier kon hij deze keer
de dans nog
ontspringen,
maar het was door het oog van de naald.
Een
paar weken later werd verraad hem toch fataal en werd hij op de
vlucht
doodgeschoten.
Tante
Jo heeft veel ontberingen geleden in het concentratiekamp Vught.
Ze
was geen echte tante van ons, zomin als haar man onze oom was,
maar in
onze
familie bestond de gewoonte dat de kinderen goede vrienden en
collega’s
van
onze ouders oom en tante noemden.
Uiteindelijk
kon er niets worden bewezen, en dook enkele dagen later, tot
grote
opluchting
van mijn moeder, m’n vader weer op.
Na
heftige woordenwisselingen tussen mijn ouders, beloofde mijn
vader dat
hij
zich zou beperken tot zitten op de meldpost bij de
luchtbescherming,
figuurzagen
en het maken van broches.
Of
mijn vader zich aan de afspraak heeft gehouden, durf ik niet met
zekerheid
te
zeggen.
Over
dit onderwerp zijn mijn ouders altijd zeer zwijgzaam geweest.
|