De
Bal
Van
alle spelletjes die wij in de oorlog deden, nam het voetballen
de belangrijkste plaats in. Er waren ook nog wel enkele andere
balspelen zoals goaltje gooien tussen twee blinde muren in. Op
de blinde muur werd met ’n dik stuk krijt ’n goal getekend,
met middenin de naam van de favoriete club van de spelers.
De
naam HMS (Houdt Moedig Stand) kwam geregeld voor, omdat dit de
voetbalclub van de buurt was.
Het
gooien van ballen tegen blinde muren duurde vaak niet erg lang .
Niet omdat wij het spel niet leuk vonden, maar omdat wij snel
weer werden weggestuurd.
Tegen
de muren van de niet geïsoleerde huizen, maakte de bal teveel
lawaai.
We
hebben toentertijd ook menige draai om ons oren gekregen. Er
waren buurtbewoners bij, die ons jongens, het liefst naar de
maan wensten, zo bang als ze waren voor ’n gebroken ruit.
Eerlijkheidshalve
moet worden gezegd, dat er in die tijd geen ruiten meer te
krijgen waren, en je in zo’n geval planken voor je ramen moest
spijkeren.
Het
voetballen speelde zich voornamelijk op straat af en was met
diverse rituelen omgeven. Waar alles echter om draaide, was de
bal zelf. De bal had voor ons iets magisch. Was iemand eigenaar
van ’n leren bal, dan kon hij niet meer stuk en werd met alle
egards die je kon bedenken, behandeld. Deze persoon was dan ook
meestal een van de beide aanvoerders, ook al trapte hij geen
deuk in ’n pak boter.
Toen
het leren-ballen-tijdperk voorbij was, zou dit drastisch gaan
veranderen. Voortaan waren de beste voetballers de aanvoerders.
Om beurten mochten de aanvoerders kiezen wie bij welke partij
ging horen.
Dan
was er nog de kwestie wie het eerst mocht gaan kiezen. Dit
gebeurde door middel van "poten". De aanvoerders
liepen langzaam naar elkaar toe door om en om de ene voet
precies voor de andere te zetten. Nauwlettend werd er toegekeken
of er niet werd gesmokkeld. Kon er op het laatst geen hele
schoen meer tussen, dan werd "haaks"
’n
halve schoen er tussen gezet. Wie als laatste zijn teen er nog
tussen kon wringen, mocht het eerst kiezen.
De
schlemielen werden altijd als laatste gekozen. Deze hadden
trouwens nog ’n andere taak te verrichten: op de uitkijk staan
voor agenten. Deze agenten konden soms ineens opduiken en zij
waren er alleen maar op uit om ons jongens het leven zuur te
maken.
Je
bal werd dan geheid afgepikt. Ballen waren in die tijd zo
ongeveer het kostbaarste wat je kon bezitten. Met ’n bal had
je status.
Er
waren schlemielen bij, die het op de uitkijk staan zo begon te
vervelen, dat ze niet op tijd waarschuwden wanneer er gevaar
dreigde. Dan waren ze nog niet jarig; ze mochten voorlopig niet
meer meespelen en werden soms in elkaar geramd.
De
doelen waren gemaakt van jassen. Heel zorgvuldig werd de breedte
van het
doel
met kleine pasjes afgemeten. En dan was er natuurlijk de
denkbeeldige doellat. Zat ie of zat ie niet? Vaak ontstond hier
ruzie over en soms eindigde de partij in een handgemeen. Daarna
maakten "de neutralen" er vaak nog ’n leuk
wedstrijdje van.
Zoals
ik in het begin al vermeldde, werden we heel dikwijls
weggestuurd, van de ene straat naar de andere.
Iedere
bewoner was in die tijd als de dood zo bang voor ruitbreuk. Als
jongen had je daar natuurlijk maling aan, en menige scheldpartij
was dan niet van de lucht.
De
klompen en tripklompen zeilden dan ook nog wel eens door de
lucht.
Bij
klompen kon het zelfs gebeuren dat de kap eraf vloog en dan wist
je absoluut
niet
waar die terecht zou komen.
Over
de eigenaar van de bal is al gesproken. Zijn machtspositie ging
vaak zelfs zover, dat hij bepaalde of ’n doelpunt
"zat". Uiteindelijk staken we hier ’n stokje voor.
Wanneer
de eigenaar van de bal naar huis werd geroepen, ging de vaak
spannende wedstrijd uit als ’n nachtkaars.
De
volgende dag werd dan weer begonnen met de stand van de vorige
dag, maar vaak werkte dat toch niet helemaal. Tijdens het
voetballen werd er menige harde tackle uitgedeeld en ging je
vaak met kapotte knieën naar huis.
Het
attribuut waar het allemaal om draaide "De Bal"
In
het begin van de oorlogstijd waren we nog in het gelukkige bezit
van ’n leren bal.
De
buitenbal moest met ‘n leren veter en een speciale kromme
naald worden dichtgemaakt. Het was een hels karwei! Eerst moest
je het ventiel van de binnenbal erin zien te prutsen. En je
moest vooral zorgen, dat je niet met de naald door de binnenbal
stak, want dan was Leiden helemaal in last en moest het hele
ritueel weer opnieuw beginnen, inclusief het plakken van de
binnenbal.
Tijdens
het voetballen nam je in het vuur van het spel wel eens deel aan
’n kopduel.
Kreeg
je de bal verkeerd op je kop, dan voelde je de veter soms diep
in je schedel doordringen, maar daar maalde je niet om.
De
ballen werden schaarser en schaarser, en uiteindelijk moest de
winkel van Danvers aan de Amsterdamse Straatweg steeds meer nee
gaan verkopen.
Zo
eindigde het leren-ballen-tijdperk en moest er op tennisballen
en kaatsballen worden overgegaan. Ook dit duurde maar ’n korte
periode, want de ballen sleten hard op de stenen. Toen kwamen de
ballen, gemaakt van fietsbinnenbanden die in stukjes werden
geknipt.
Ook
dit duurde maar kort. De buurtbewoners kwamen teveel in het
geweer. Er bleef slechts de papieren bal, omwonden met
papiertouw over. Helaas kon je hier alleen op ’n droge straat
mee voetballen. Even was er nog ’n kleine opleving. Wat was er
gebeurd?
Ik
kreeg ’n rugbybinnenbal te pakken. Zo’n ding had ik van mijn
leven nog nooit gezien, maar leek me toch wel bruikbaar. Van de
laatste leren lapjes fabriceerde mijn moeder er ’n omhulsel
voor en konden we weer even voetballen. Ik denk dat wij de
uitvinders waren van het "rugbyvoetbal".
Het
vereiste nog ’n speciale techniek om deze bal in ’n boogje
te schieten. Ook deze bal was helaas geen lang leven beschoren,
en mijn moeder was maar wat blij, want binnen twee weken waren
onze klompen totaal versleten en moest de kap met ‘n ijzeren
band worden gerepareerd, of moesten er stukken autoband worden
ondergezet.
’n
Heel enkel keer werd ons elftal nog wel eens uitgenodigd door
’n ander elftal uit de buurt, waar een of andere rijke
stinkerd toch nog in het bezit van een leren bal was.
In
1944 was dit allemaal definitief voorbij. |