"Aannemen"
In
het jaar 1943 werd mijn broer Jan "aangenomen".
De
officiële benaming was "Eerste heilige Communie",
maar bij ons
werd
altijd over aannemen gesproken.
In
die jaren ging het in katholieke kringen er nog heel plechtig
aan
toe.
Voor
die feestelijke gebeurtenis werd altijd een communiepakje
gemaakt
of gekocht. Mijn moeder moest niets hebben van al dat
zogenaamde
surogaat-textiel. Van oude kleren van mijn vader
maakte
zij zelf het communiepakje.
Ze
had vreselijk haar best gedaan op het aanneempakje van
mijn
broer Jan.
Op
haar oude vertrouwde Phoenix trapnaaimachine had ze weer eens
tot
diep in de nacht zitten frutsen en frommelen en iets heel moois
gemaakt
van een oude jas van mijn vader.
Mijn
broer Jan was er absoluut niet over te spreken; hij voelde zich
alsof
hij in een harnas zat.
Ik
kan me nog herinneren, dat mijn moeder in de loop van de dag erg
boos
op mijn broer was geworden, want ’s middags zat er al een
scheur
in
de broek.
Gelukkig
voor Jan waren er nogal wat tantes op bezoek en moest
mijn
moeder zich inhouden. Uiteindelijk kreeg hij toch zijn zin, en
mocht
hij zijn dagelijkse kloffie weer aantrekken.
Maar
voor mijn moeder was het, gezien haar nachtelijke arbeid, wel
erg sneu.
Bij
dergelijke familiegebeurtenissen waren er altijd tantes, nichten
en
neven aanwezig.
Al
heel vroeg op de dag kwam tante Marie (trouwde pas op latere
leeftijd
met
oom Karel) en onze oudste nicht Tiny (in die tijd Zus genoemd)
om
de tafel feestelijk te dekken.
Je
kon je haast niet voorstellen waar al die lekkere dingen vandaan
kwamen,
maar
het was er. Kennelijk had mijn moeder toch wat gehamsterd.
Nu
over de plechtigheid zelf. Tussen vader en moeder in liepen de
"aannemelingen"
die ongeveer zeven jaar oud waren, naar de kerk.
Met
’n schuin oog keek mijn moeder naar de kleren van de andere
kinderen.
Ik
wist al haast zeker dat commentaar zou volgen.
Alle
kinderen die werden "aangenomen" zaten voorin de kerk
naast hun
ouders.
De priester, die prachtig was uitgedost, hield ’n toespraak
waar
iedereen
maar de helft van begreep.
In
de weken vooraf moest je naar "de Lering". Dit was
nodig, om op de
dag
zelf precies te weten hoe ’t er allemaal aan toeging.
Jan
was één keer op "de Lering" geweest, en had toen wel
gezien hoe
het
moest.
Vrijheid
was voor hem heel belangrijk. Gelukkig wist mijn moeder niet
alles
over zijn handel en wandel.
In
het kort kwam het erop neer dat je voor het eerst ’n hostie
mocht
ontvangen.
Het was ’n rond wit schijfje ouwel en smaakte nergens naar.
Je
mocht er absoluut niet op kauwen, maar moest het eerst op je
tong
laten
smelten, en dan pas doorslikken, anders zou er iets heel ergs
gebeuren.
Wat dat zou zijn hebben wij nooit begrepen.
Bij
thuiskomst uit de kerk kreeg Jan de ereplaats. De stoel was
feestelijk
versierd
en de cadeau’s waren uitgestald op het dressoir.
De
cadeau’s in die tijd bestonden uit goudgerande bekers en kop
en schotels.
In
prachtige krulletters stond erop, dat je die dag je "Eerste
heilige Communie"
had
gedaan.
Zo
prijkten er dan tien of nog meer bekers en kop en schotels op
tafel en
andere
prominente plaatsen met de opschriften
"Ter
herinnering aan uw Eerste heilige Communie".
Soms
zaten er zelfs nog bonbons of schuimpjes in een of andere beker.
En
dan waren er natuurlijk de heilige prentjes die je van iedereen
kreeg.
Het
was geen ruilobject, dus als jongens vond je er niks aan.
Uiteindelijk
verdwenen
ze voor korte tijd in het kerkboek totdat ze verloren gingen.
Had
je echt geluk, dan kreeg je iets "nuttigs" in de vorm
van een vulpotlood
of
’n horloge met een echt leren bandje, waar je de koning te
rijk mee was.
Met
ruilhandel waren zelfs deze cadeau’s zo nu en dan nog te
verkrijgen.
De
dag werd feestelijk doorgebracht, en de "aannemeling"
moest altijd
dicht
in de buurt blijven om de felicitaties en natuurlijk het
allerbelangrijkst,
de
cadeau’s, in ontvangst te nemen.
Zo
verliep Jan zijn "aanneemfeest" in feestelijke sfeer
met de ooms en tantes
neven
en nichten uit Soest en de vier "weeskinderen" Spronk.
Het
was een gezellig feest in het oorlogsjaar 1943. |