Piet Schellekens  
Zand en watervormen aan het strand

Water welt op, het borrelt, bubbelt, kabbelt en murmelt. Water stroomt, ruist en bruist, golft en vloeit uit. Het wervelt, schuimt en danst, kolkt, klotst en klatert. Water verrast, beukt en breekt door, het overspoelt en kent geen grenzen. Het loopt over, stort omlaag, vernevelt, drupt, parelt en sijpelt, het spuit, klettert, spettert, plast en plonst. Water is veranderlijk, is hard of zacht, zoet of zout, helder of troebel, bevriest, smelt, of droogt op. Het spiegelt, glanst en glinstert. Water is levend en innemend, water draagt en dringt door, het vormt, vult en omhult. Water zuivert, verfrist en lest de dorst. Water is nat.