Piet Schellekens  
Over de koolmees(2)

Koolmeesjes zijn onderzoekend van aard, ze zijn nieuwsgierig, beweeglijk en constant op zoek naar voedsel. Net als bij mensen is er verschil in persoonlijkheid. Het koolmeesje dat mij fladderend als een kolibrie voor het raam komt roepen, hoort bij de extroverte karakters.
Sinds kort heb ik op de buitentafel een kistje gezet, op de plek waar ik voor het koolmeesje een pinda klaar leg. Deze pinda verberg ik nu áchter het kistje, buiten het directe gezichtsveld van de kauwtjes. Duidelijk komt nu het verschil tot uiting in het karakter van een kauw en van een koolmees. Het meesje vliegt meteen naar dit vreemde object toe, bekijkt het van alle kanten, gaat er op zitten, pikt er tegen met zijn snaveltje en vindt al snel de pinda. De kauwtjes daarentegen zijn erg wantrouwend. Pas als het meesje er met zijn buit vandoor gaat, durft een kauw zich in de buurt van de tafel te begeven. Maar bij elk onverwacht geluid schiet hij in de stress. De kauwtjes zijn echt bang dat er iets achter zit (wat ook zo is). Over het algemeen worden kraaiachtigen minder sympathiek gevonden dan meesjes en andere vogels, dat ondervinden zij in de stad en het platteland bijna dagelijks. Een bepaalde mate van achterdocht is daarom wel op zijn plaats.

 

Koolmeesjes eten larven en insecten, bloemknoppen, bessen en in de winter ook zaden zoals beukennootjes, zonnebloempitten en rozenbottels. Het is mooi om te zien hoe de meesjes en andere vogels steeds opnieuw de bodem, de bomen, struiken en planten afstropen op iets eetbaars.

Iedere vogelsoort heeft zo een eigen manier ontwikkeld van voedsel zoeken. Al die verschillende manieren passen precies in elkaar, vormen een harmonisch samenspel tussen alles wat leeft. De bodem wordt bij wijze van spreken elke dag lichtjes omgeploegd. Ieder gevallen blaadje wordt nog eens omgekeerd, ontkiemende zaden opgediept, spleetjes en gaatjes tussen de schors van bomen worden onderzocht op insecten, enzovoorts, waardoor alles constant in beweging is.