Deze teksten verschenen oorspronkelijk in Brabant Literair, de literaire bijlage van Brabant Cultureel


Dichter bij Brabant - Lauran Toorians

De spin in het literaire web van Noord-Brabant:

Frans Babylon

 

 

Frans Babylon is het pseudoniem waaronder Frans Obers (1924-1968) niet alleen publiceerde, maar ook lijkt te hebben geleefd. Babylon was een bohémien die hield van het leven en van de schone kunsten. Naast literair werk publiceerde hij kunstkritieken en in 1959 het essay ‘Schilders van nu in Brabant’. Een jaar eerder had hij in Eersel een expositie ingericht met werk van kunstenaars uit Noord-Brabant en Vlaanderen, met wie hij goede contacten onderhield.

Alb. Smulders uit Breda, toen arts te Bergeyk en een broer van de hier eerder besproken Ferdinand Smulders (alias Paul Vlemminx), had in die jaren contact met Babylon en noteerde zijn herinneringen. Daaruit blijkt dat Babylon zichzelf beschouwde als de spin in het literaire en kunstzinnige web dat over Noord-Brabant en de Belgische Kempen lag, en dat veel van zijn collega-kunstenaars dit ook zo zagen. Uitdrukking hieraan werd onder meer gegeven met het verschijnen van de bloemlezing Brabantia Nova met werk ‘van de na-oorlogse dichters uit Noord-Brabant’ en met een belangrijke inleiding door Babylon zelf. Deze bundel werd door Babylon samengesteld en verscheen in 1954.

Eind jaren ’50 raakte Frans Babylon echter in een crisis en trok hij voor langere tijd naar Zuid-Frankrijk en Spanje. Zijn vrouw Tosca en zijn twee kinderen liet hij daarbij in de steek en de laatste jaren van het leven van Frans Babylon – doorgebracht in Zandvoort – moeten verward en onzeker zijn geweest. Eerder had hij al eens een stevige aanvaring gehad met de gemeente Deurne. Daar had hij half april 1945 een baan gekregen bij de dienst Sociale Zaken. Op 14 januari 1946 werd hij alweer de laan uitgestuurd wegens een artikel van zijn hand in de Deurnesche Courant. Hierin had hij – volgens B&W van Deurne – dienstplichten en vrijwilligers ertoe aangespoord dienst te weigeren, en ook nog eens Hare Majesteit en haar regering beledigd (zie: http://members.home.nl/tijkools/dichters).

Uit zijn gedichten komt Babylon naar voren als een romantische, gevoelige zoeker die zich identificeerde met het ‘miskende genie’ Vincent van Gogh en die zich graag overgaf aan emoties en verlangens. Dat met dit alles ook eenzaamheid een terugkerend thema in zijn werk is, wekt daarbij weinig verbazing. Of erfelijkheid hierbij een rol speelde, is een moeilijke en ook enigszins gevaarlijke veronderstelling. Frans Babylon koos in 1968 voor de dood door verdrinking. Broer Leo Obers, die gedichten publiceerde onder de naam Leon van Kelpenaar, koos in 1951 voor een zelfde dood. Maar dat ook hun vader voor de dood door verdrinking zou hebben gekozen - zoals het Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse Letterkunde beweert -- wordt door de nazaten van de familie Obers ten stelligste weersproken: (groot)vader Obers stierf een natuurlijke dood. 

Behalve eigen werk, maakte Frans Babylon ook bewerkingen/vertalingen van Chinese en Japanse poëzie. Door de haast waarmee hij het leven wilde genieten, nam Frans Babylon niet altijd de benodigde tijd om zijn werk kritisch tegen het licht te houden. Niet alle gepubliceerde poëzie is dan ook even sterk, maar wie het betere werk selecteert, houdt een mooie bundel over. In 1978 verscheen hiertoe bij Opwenteling in Eindhoven een eerste aanzet: Frans Babylon, Een liefhebbend geheugen korrigeert. Bloemlezing uit alle gedichten. Samengesteld door Ton Veugen. Ondertussen is het zeker tijd geworden voor een grondiger bloemlezing en een goede biografie van deze wonderlijke man die – naar het zich laat aanzien – verstrikt raakte in zijn eigen web. (lt)

 


Bloemlezing

 

Zoals Sneeuwwitje...

voor Tosca

 

Zoals Sneeuwwitje in haar schrijn van dromen,

ligt nu mijn liefste slankgelijnd

en argeloos in sluimering verfijnd,

bevlokt door roze bloesems uit de bomen.

 

En mij troubleren anemoonaromen,

terwijl zij vredig ademhalend deint,

zo teder, dat het zelfverwijt weer schrijnt,

haar vaak verrukt te hebben zonder schromen.

 

Om deze broze vrede te bewaren

streel ik haar weelderige, bruine haren,

kus vlinderachtig haar ontloken mond.

 

De hoofse Dood zou haar misschien zelfs sparen

en net als ik ontroerd, rond blijven waren,

als hij haar zo sereen in dromen vond.

 

(Zes minnaars, 1950)

 

 

 

Melancholie

 

Waarom ik triestig ben, ik weet het niet,

maar ik kon hier ook met een zoontje vissen

op dartele forellen,

terwijl ik nu, alleen in suizelend riet,

niet eens een liefste strelen kan.

 

Het driftig water met verflenste bloesems

stroomt heen

in schaduwen der zomerbomen

en droevig klinkt

een enkel merellied...

 

(In rijping, 1952)

 

 

(voor Gerard den Brabander)

 

Als grand seigneur in slonzig pak

biedt hij een vriend met gulle gestes

van harte klare en tabak

der laatste centen die hem resten.

Een minnaar, die een vrouw wil testen

tot in haar adeldom en zwak.

Voor vrijheid blijft hij dwingers pesten

als tierend, zwierend, lyrisch wrak.

(Bagatellen, 1957)

 

 

 

N’importe qui...

 

de telefooncel

van mijn nieuw geloof

staat nu doorzichtig open

konkreet en irreëel

 

ik draai voor mijn plezier

de nummers van de mogelijkheden

want ik leef hier

en elders los van mijn verleden

 

krijg ik intiem kontakt

dan streef ik naar kommunikatie

totdat de vrouwestem verzakt

in wonderlijk diepzinnig suizen

 

een vreemde symphonie

van bijna monotone stemmen

die mij van erotomanie

nu eens vervoeren dan beklemmen

 

(Eigen credo, 1958)

 


Illustraties


Terug naar begin van deze pagina